ECLI:NL:RBDHA:2023:12214

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 augustus 2023
Publicatiedatum
16 augustus 2023
Zaaknummer
NL23.22307 en NL23.22394
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hersteluitspraak inzake de maatregel van bewaring van een Marokkaanse vreemdeling

In deze hersteluitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 16 augustus 2023, wordt de maatregel van bewaring van een Marokkaanse vreemdeling, eiser, behandeld. Eiser is geboren op een onbekende datum en heeft een V-nummer dat niet is vermeld. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid is de verweerder in deze zaak, vertegenwoordigd door mr. L.O. Augustinus en mr. H. Postma. De rechtbank heeft eerder op 31 januari 2023 de maatregel van bewaring opgelegd op basis van artikel 59, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000. Op 28 juli 2023 heeft de verweerder deze maatregel met maximaal twaalf maanden verlengd, wat eiser heeft aangevochten onder zaaknummer NL23.22307. Daarnaast is er een beroep ingesteld tegen het voortduren van de maatregel, geregistreerd onder zaaknummer NL23.22394.

De zitting vond plaats op 11 augustus 2023, waarbij eiser via telehoren vanuit Detentiecentrum Rotterdam werd gehoord. De rechtbank heeft vastgesteld dat de handelwijze van DJI, die de hoorzitting vroegtijdig beëindigde, niet in overeenstemming was met de wet. Hierdoor kon eiser niet adequaat reageren op de argumenten van de verweerder, wat de kwaliteit van de rechtspleging in gevaar bracht. De rechtbank concludeert dat de voortduren van de bewaring onrechtmatig is, en vernietigt het verlengingsbesluit. Eiser krijgt een schadevergoeding van € 5900,-- voor de periode van 17 juni 2023 tot de datum van deze uitspraak, en de proceskosten van eiser worden vergoed tot een bedrag van € 1674,--.

Deze uitspraak is gedaan door rechter N.M. van Waterschoot en is openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummers: NL23.22307 en NL23.22394 (rectificatie pagina 3)

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiser,

geboren op [geboortedatum] ,
van Marokkaanse nationaliteit,
V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. H. Postma),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. L.O. Augustinus).

Procesverloop

Verweerder heeft op 31 januari 2023 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet (Vw) 2000 opgelegd. Eerdere beroepen tegen het opleggen en het voortduren van deze maatregel zijn ongegrond verklaard.
Bij besluit van 28 juli 2023 heeft verweerder de maatregel van bewaring met ten hoogste twaalf maanden verlengd (verlengingsbesluit) op grond van artikel 59, zesde lid, van de Vw 2000.
Eiser heeft tegen het verlengingsbesluit beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om opheffing van de bewaring en schadevergoeding Dit beroep is geregistreerd onder zaaknummer NL23.22307.
Het namens eiser ingestelde beroep gericht tegen het verlengingsbesluit wordt door de rechtbank eveneens (ambtshalve) opgevat als een beroep gericht tegen het voortduren van de maatregel. Dit beroep is geregistreerd onder zaaknummer NL23.22394.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd.
De rechtbank heeft het beroep op 11 augustus 2023 op zitting behandeld. Eiser is gehoord middels telehoren vanuit Detentiecentrum Rotterdam (DJI). Eisers gemachtigde, een tolk in de Arabische taal en de gemachtigde van verweerder zijn verschenen op zitting. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.

Overwegingen

1. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw 2000 dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw 2000 het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
2. De rechtbank dient, mede aan de hand van de beroepschriften, te beoordelen of verweerder de aan eiser opgelegde maatregel na afloop van zes maanden met maximaal nog eens twaalf maanden heeft kunnen verlengen en of het in bewaring houden van eiser sinds de sluiting van het onderzoek ter zitting op 16 juni 2023 voorafgaand aan de laatste uitspraak van 21 juni 2023 (NL23.16437) rechtmatig kan blijven voortduren.
3. Voor een goede beoordeling door de rechtbank is het houden van een hoorzitting essentieel. De wetgever heeft in de Algemene wet bestuursrecht bepaald dat de voorzitter van de rechtbank de leiding heeft van de zitting (artikel 8:61, eerste lid) en het onderzoek ter zitting sluit, wanneer hij van oordeel is dat het is voltooid (artikel 8:65, eerste lid).
3.1.
Een medewerker van DJI heeft bij aanvang van het horen van eiser aangegeven dat het horen van eiser maar tot 17 uur mag duren. De rechtbank heeft de medewerker laten weten dat het aan de rechtbank is te bepalen wanneer het onderzoek ter zitting sluit en dat er waarschijnlijk meer tijd voor het horen nodig zal zijn.
3.2.
Enkele minuten na 17 uur werd door twee medewerkers van DJI aangegeven dat de hoorzitting niet kon doorgaan en werd de telehoorverbinding vanuit DJI verbroken. Het horen van partijen bevond zich op dat moment in de eerste termijn: De gemachtigde van verweerder voerde verweer op hetgeen de advocaat van eiser naar voren had gebracht.
3.3.
Door de handelwijze van DJI kon eiser niet meer middels telehoren op de zitting aanwezig zijn, kon hij niet horen welke de reactie van verweerder was op de door zijn advocaat aangevoerde beroepsgronden en werd hem de mogelijkheid ontnomen daarop te reageren. Hoewel eiser bij aanvang van de zitting had aangegeven dat zijn advocaat namens hem het woord zou voeren, is niet uit te sluiten dat hij tijdens het verloop of aan het einde van de zitting nog het een en ander naar voren had willen brengen. Voorts heeft DJI door hun handelwijze de rechtbank de mogelijkheid ontnomen om aan eiser vragen te stellen die voor de beoordeling van de beide zaken relevant zijn en werd een verdere beoordeling door de rechtbank op zitting van de rechtmatigheid van de door verweerder jegens eiser genomen besluiten onmogelijk gemaakt.
4. Ingevolge de onder 3 genoemde bepalingen is het niet aan DJI om te bepalen wanneer een hoorzitting eindigt. De rechtbank acht de handelwijze van DJI niet in overeenstemming met de wet. Vanwege de ernst van de handelwijze van DJI en de gevolgen hiervan voor de kwaliteit van de rechtspleging en de goede procesorde, heeft de rechtbank geen mogelijkheden gezien het onderzoek ter zitting te schorsen. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.
5. Nu een volledige rechtmatigheidsbeoordeling van eisers zaken vanwege toedoen van DJI niet heeft kunnen plaatsvinden komt de rechtbank tot de conclusie dat de tenuitvoerlegging van eisers bewaring bij afweging van alle betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is. Dat betekent dat de rechtbank concludeert dat het voortduren van de bewaring sinds de sluiting van het onderzoek ter zitting op 16 juni 2023 in de laatste uitspraak van 21 juni 2023 (NL23.16437) onrechtmatig is. De rechtbank ziet in het voorgaande eveneens aanleiding om het verlengingsbesluit te vernietigen.
6. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de beide beroepen gegrond verklaren, het verlengingsbesluit vernietigen en verweerder bevelen de bewaring onmiddellijk op te heffen.
6.1.
Aan eiser dient voor de periode vanaf 17 juni 2023 tot en met de datum van deze uitspraak een schadevergoeding te worden toegekend als bedoeld in artikel 106 van de Vw 2000 en wel tot een bedrag van € 100,-- per dag dat eiser in DJI aan de vrijheidsontnemende maatregel onderworpen is geweest. Het gaat om in totaal 59 dagen en betreft een bedrag van in totaal € 5900,--.
7. De rechtbank veroordeelt verweerder, vanwege de handelwijze van DJI, in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1674, -- (1 punt voor het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 837,-- en een wegingsfactor 1).
Deze hersteluitspraak is gedaan omdat het dictum in de oorspronkelijke uitspraak in het dossier met zaaknummer NL23.22394 abusievelijk ongegrond luidde. Deze hersteluitspraak treedt in de plaats van de oorspronkelijke uitspraak die op 14 augustus 2023 is gedaan.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart de beroepen
  • vernietigt het verlengingsbesluit;
  • beveelt dat verweerder de bewaring onmiddellijk opheft;
  • kent aan eiser een vergoeding tot van € 5900,-- ten laste van de Staat der Nederlanden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1674,--.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.M. van Waterschoot, rechter, in aanwezigheid van R. de Boer, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Tegen deze uitspraak kan voor zover daarbij is beslist op het verlengingsbesluit hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.
Tegen deze uitspraak staat voor zover daarbij is beslist over het voortduren van de bewaring geen rechtsmiddel open.