Uitspraak
RECHTBANK Den Haag
1.VERJO B.V. te Sint Michielsgestel,2. VEKA BEST VERKEERSLEERMIDDELEN B.V. te Best,
1.De procedure
- de conclusie van antwoord, met producties;
2.De feiten
Voor het overige is in de Raad van Advies de afspraak gemaakt dat de teksten voor de uitgave pas vrij worden gegeven nadat de betrokken uitgevers zich schriftelijk bereid heeft verklaard de uitgave te verzorgen. Het copyright over de teksten zal in handen blijven van de Raad van Advies RIS. die daarmee ook zeggenschap heeft over veranderingen in de tekst. Eén en ander natuurlijk in goed overleg met de uitgever(s).”
Hiervoor leveren wij u de digitale versie van het werkboek RIS voor de leerling ontwikkeld door RIS in samen werking met Traffic Test.
de structuur en inhoud van de aangeleverde teksten te gebruiken;
de drukproef aan de afdeling RIS voor te leggen.
Ter toelichting op de stukken geldt nog het volgende. Er heeft destijds geen Europese
De RIS-methodiek is ontwikkeld in opdracht van het ministerie. In het bijzonder de uitgevers hebben de ontwikkeling van de hulpmiddelen op zich genomen en daarin stevig geïnvesteerd. In 2002-2003 zijn alle bestaande uitgevers benader[d] of ze de investering wilden doen in RIS om de hulpmiddelen te ontwikkelen. Alleen 2 uitgevers hebben het risico genomen en hebben een investeringsovereenkomst gesloten om het product te ontwikkelen en verder te ontwikkelingen. Tot op heden hebben beide uitgevers het product geüpdatet tot de huidige standaard wat de nodige additionele investeringen heeft gevraagd van de uitgevers. De andere uitgever is afgehaakt omdat het ondernemingsrisico als high risk werd ingeschat. (...)
In dit gesprek heb ik aangegeven dat het de overheid in algemene zin niet is toegestaan marktwerking te verstoren. Verjo en VekaBest geven beide opleidingsboeken uit met betrekking tot de RIS op basis van een afspraak die onder de huidige omstandigheden daarmee niet goed verenigbaar is.
3.Het geschil
- het verlenen van een licentie voor het gebruik van de RIS-merken;
- het toelaten van andere partijen dan Verjo en VekaBest tot het periodieke overleg ter zake de RIS-opleiding;
- het beschikbare lesmateriaal en leermiddelen van andere partijen te bestuderen c.q. te beoordelen op verenigbaarheid met de RIS-methodiek en goed te keuren, zodat deze partijen de leermiddelen op de markt kunnen brengen als RIS-leermiddel;
4.De beoordeling
exclusieverechten hebben verworven om RIS-leermiddelen uit te geven en op de markt te brengen. Aangezien deze rechten alleen maar kunnen bestaan in een contractuele verhouding met het CBR, is alleen voorstelbaar dat uit de rechtsrelatie van partijen voortvloeit dat het CBR zich heeft verbonden om deze uitgeefrechten niet ook aan andere partijen aan te bieden. Dit komt overeen met het subsidiaire standpunt van Verjo en VekaBest, inhoudende dat zij samen een exclusieve uitgeeflicentie hebben verworven. De stellingen met betrekking tot de gestelde ‘exclusieve eigendom’ van de uitgeefrechten worden gepasseerd. Voorshands is onvoldoende aannemelijk geworden dat de rechten van Verjo en Verka Best verder gaan dan een recht tot het uitgeven van teksten die zijn opgesteld, althans zijn goedgekeurd door het CBR en die mogen worden voorzien van (beeld)merken waarvan het CBR rechthebbende is. Voor zover Verjo en Veka Best zich ter zake beroept op correspondentie met (medewerkers van) het CBR waaruit een andere conclusie kan worden getrokken, kan haar dat niet baten. Een onjuiste kwalificatie van de rechtsverhouding door een medewerker van het CBR brengt niet met zich dat daardoor die kwalificatie moet worden gevolgd.
uit te geven, maar dat er geen overeenstemming is of was over de vraag of en onder welke voorwaarden deze exclusiviteit kan worden beëindigd. Zolang niets wijst op overeenstemming op dat punt, is niet aannemelijk dat Verjo en VekaBest op enig moment een altijddurend, niet voor opzegging vatbaar recht hebben verworven. In een eventuele bodemprocedure rust de stelplicht en de bewijslast ter zake op Verjo en VekaBest.