In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 25 juli 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, wonende te [woonplaats], en de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking Gouwe-Rijnland. De zaak betreft de vaststelling van de waarde van een onroerende zaak, gelegen aan [adres] te [plaats], voor het kalenderjaar 2022. De waarde was oorspronkelijk vastgesteld op € 803.000, maar na bezwaar van de eiser werd deze waarde op 5 april 2022 verlaagd naar € 749.000. Eiser heeft echter opnieuw bezwaar gemaakt, waarna de zaak naar de rechtbank werd doorgestuurd. Tijdens de zitting op 27 juni 2023 hebben partijen een compromis bereikt, waarbij de waarde in het economische verkeer van de woning op de waardepeildatum werd vastgesteld op € 710.000. De rechtbank heeft dit compromis overgenomen en verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en verlaagde de vastgestelde waarde en de aanslag onroerende-zaakbelastingen. Daarnaast werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.674, en werd verweerder opgedragen het betaalde griffierecht van € 50 aan eiser te vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.