ECLI:NL:RBDHA:2023:12192

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 juli 2023
Publicatiedatum
15 augustus 2023
Zaaknummer
AWB - 22 _ 2880
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststelling onroerende zaakwaarde en proceskostenvergoeding in WOZ-zaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 25 juli 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, wonende te [woonplaats], en de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking Gouwe-Rijnland. De zaak betreft de vaststelling van de waarde van een onroerende zaak, gelegen aan [adres] te [plaats], voor het kalenderjaar 2022. De waarde was oorspronkelijk vastgesteld op € 803.000, maar na bezwaar van de eiser werd deze waarde op 5 april 2022 verlaagd naar € 749.000. Eiser heeft echter opnieuw bezwaar gemaakt, waarna de zaak naar de rechtbank werd doorgestuurd. Tijdens de zitting op 27 juni 2023 hebben partijen een compromis bereikt, waarbij de waarde in het economische verkeer van de woning op de waardepeildatum werd vastgesteld op € 710.000. De rechtbank heeft dit compromis overgenomen en verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en verlaagde de vastgestelde waarde en de aanslag onroerende-zaakbelastingen. Daarnaast werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.674, en werd verweerder opgedragen het betaalde griffierecht van € 50 aan eiser te vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team belastingrecht
zaaknummer: SGR 22/2880

uitspraak van de meervoudige kamer van 25 juli 2023 in de zaak tussen

[eiser], wonende te [woonplaats], eiser

(gemachtigde: J.H. Maas),
en

de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking Gouwe-Rijnland, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft bij beschikking van 28 februari 2022 (de beschikking) de waarde van de onroerende zaak, plaatselijk bekend als de [adres] te [plaats] (de woning), op de voet van artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) op waardepeildatum 1 januari 2021 (de waardepeildatum) voor het kalenderjaar 2022 vastgesteld op € 803.000. Met de beschikking zijn in één geschrift bekendgemaakt en verenigd de aan eiser opgelegde aanslagen in de onroerende-zaakbelastingen en in de watersysteemheffing eigenaren voor het jaar 2022 (de aanslagen).
Eiser heeft tegen de beschikking bezwaar gemaakt. Gelet op artikel 30, tweede lid, van de Wet WOZ wordt dit bezwaar geacht mede te zijn gericht tegen de aanslag onroerende-zaakbelastingen.
Bij uitspraak op bezwaar van 5 april 2022 heeft verweerder het bezwaar van eiser gegrond verklaard en de waarde van de woning nader vastgesteld op € 749.000, alsmede de aanslagen dienovereenkomstig verminderd.
Eiser heeft op 11 april 2022 nogmaals bezwaar gemaakt. Verweerder heeft bij brief van
3 mei 2022 dit bezwaar op grond van artikel 6:15 van de Algemene wet bestuursrecht naar de rechtbank doorgestuurd.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Partijen hebben voor de zitting nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 juni 2023.
Namens de gemachtigde van eiser is [naam 1] verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door drs.[naam 2].

Overwegingen

1. Partijen hebben ter zitting bij wijze van compromis overeenstemming bereikt over hetgeen hen aanvankelijk verdeeld hield en wel in die zin dat naar hun oordeel de waarde in het economische verkeer van de woning op de waardepeildatum nader moet worden vastgesteld op € 710.000. De rechtbank sluit zich hierbij aan.
2. Gelet op dit compromis, hetwelk recht doet aan alle in aanmerking te nemen feiten en omstandigheden, verklaart de rechtbank het beroep gegrond, vernietigt het bestreden besluit en vermindert de vastgestelde waarde en de aanslag onroerende-zaakbelastingen zoals hiervoor is vermeld.
Proceskosten
3. De rechtbank vindt aanleiding - zoals partijen ter zitting zijn overeengekomen - verweerder te veroordelen in de kosten die eiser in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 1.674 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 837 en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- wijzigt de beschikking aldus dat de vastgestelde waarde wordt verminderd tot € 710.000;
- vermindert de aanslag onroerende-zaakbelastingen tot een berekend naar een waarde van
€ 710.000;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.674;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 50 aan eiser te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.I. Batelaan-Boomsma, voorzitter, en mr. J.G.E. Gieskes en mr. M.A. Dirks, leden, in aanwezigheid van mr. J. van Kempen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 25 juli 2023.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag (belastingkamer).
U kunt digitaal beroep instellen via www.rechtspraak.nl. Daar klikt u op “Formulieren en inloggen”. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof Den Haag (belastingkamer), Postbus 20302, 2500 EH Den Haag.
Bij het instellen van het hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het hogerberoepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het hogerberoepschrift moet, indien het op papier wordt ingediend, ondertekend zijn. Verder moet het ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de datum van verzending;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de redenen waarom u het niet eens bent met de uitspraak (de gronden van het hoger beroep).