ECLI:NL:RBDHA:2023:12187

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 juli 2023
Publicatiedatum
15 augustus 2023
Zaaknummer
AWB - 22 _ 1908
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen WOZ-beschikking en onroerende-zaakbelastingen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 25 juli 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen de WOZ-beschikking en de daarop gebaseerde aanslagen onroerende-zaakbelastingen. Eiser, wonende te [woonplaats], had bezwaar gemaakt tegen de beschikking van de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking Gouwe-Rijnland, die op 25 februari 2021 de waarde van de onroerende zaak, gelegen aan [adres 1] te [plaats 1], had vastgesteld op € 438.000 per waardepeildatum 1 januari 2020. Eiser stelde dat de aanslag onterecht was opgelegd, omdat hij een gedeelte van zijn perceel grond had verkocht per januari 2021. De rechtbank oordeelde dat de aanslag terecht was opgelegd, omdat eiser op 1 januari 2021 nog eigenaar was van de onroerende zaak en de verkoop pas op 5 februari 2021 had plaatsgevonden. De rechtbank concludeerde dat de aanslag onroerende-zaakbelastingen van € 2.257,01 terecht aan eiser was opgelegd en verklaarde het beroep ongegrond. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met mr. E.I. Batelaan-Boomsma als voorzitter, en de leden mr. J.G.E. Gieskes en mr. M.A. Dirks. De beslissing is openbaar uitgesproken en partijen kunnen binnen zes weken hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team belastingrecht
zaaknummer: SGR 22/1908

uitspraak van de meervoudige kamer van 25 juli 2023 in de zaak tussen

[eiser], wonende te [woonplaats], eiser,

en

de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking Gouwe-Rijnland, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft bij beschikking van 25 februari 2021 (de beschikking) de waarde van de onroerende zaak, plaatselijk bekend als de [adres 1] te [plaats 1] (de onroerende zaak), op de voet van artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) op waardepeildatum 1 januari 2020 (de waardepeildatum) voor het kalenderjaar 2021 vastgesteld op € 438.000. Met de beschikking zijn in één geschrift bekendgemaakt en verenigd de aan eiser opgelegde aanslagen in de onroerende-zaakbelastingen en in de watersysteemheffing eigenaren voor het jaar 2021 (de aanslagen).
Eiser heeft tegen de beschikking bezwaar gemaakt. Gelet op artikel 30, tweede lid, van de Wet WOZ wordt dit bezwaar geacht mede te zijn gericht tegen de aanslag onroerende-zaakbelastingen.
Bij uitspraak op bezwaar van 9 februari 2022 heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft daartegen beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 juni 2023.
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door drs. [naam]. Eiser is, zonder bericht van verhindering, niet verschenen. Eiser is door de griffier bij aangetekende brief, verzonden op 2 juni 2023, naar de [adres 2], [postcode] te [plaats 2], onder vermelding van plaats en tijdstip, uitgenodigd op de zitting te verschijnen. Nu genoemde brief niet ter griffie is terugontvangen en uit informatie van PostNL is gebleken dat de brief op 3 juni 2023 aan eiser is uitgereikt, is de rechtbank van oordeel dat de uitnodiging om op de zitting te verschijnen op juiste wijze, tijdig en op het juiste adres is aangeboden.

Overwegingen

Feiten
1. Eiser is genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van de onroerende zaak. De onroerende zaak betreft een perceel grond van 1.460 m2.
2. Op 5 februari 2021 heeft eiser een onderhandse koopovereenkomst gesloten voor de onroerende zaak. Op 21 mei 2021 heeft de overdracht bij de notaris plaatsgevonden.

Geschil3. In geschil is of de aanslag onroerende-zaakbelastingen terecht aan eiser is opgelegd.

4. Eiser stelt zich op het standpunt dat de aanslag onroerende-zaakbelastingen van
€ 2.257,01 ten onrechte aan hem is opgelegd. Daartoe stelt eiser dat hij een gedeelte van zijn perceel grond ter grootte van 1.460 m2 heeft verkocht per januari 2021.
5. Verweerder stelt dat de aanslag terecht aan eiser is opgelegd en concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.
Beoordeling van het geschil
6. Artikel 24, derde lid, Wet WOZ bepaalt dat een beschikking als bedoeld in artikel 22 Wet WOZ wordt bekendgemaakt aan zowel degene die aan het begin van het kalenderjaar het genot heeft van de onroerende zaak krachtens eigendom, bezit of beperkt recht (artikel 24, derde lid, onderdeel a, Wet WOZ) als aan degene die aan het begin van het kalenderjaar de onroerende zaak al dan niet krachtens eigendom, bezit of beperkt recht of persoonlijk recht gebruikt (artikel 24, derde lid, onderdeel b, Wet WOZ).
7. Uit artikel 24, derde lid, onderdeel a van de Wet WOZ volgt dat aan een eigenaar van een onroerende zaak een WOZ-beschikking bekend wordt gemaakt. Op 1 januari 2021 was eiser eigenaar van de onroerende zaak. De verkoop heeft plaatsgevonden op
5 februari 2021. Omdat het tijdvak van de Wet WOZ één jaar beloopt, wordt met de wijziging in de objectafbakening door verkoop na begin van het tijdvak, voor het eerst rekening gehouden bij de vaststelling van de waarde voor het volgende kalenderjaar.
8. Ingevolge artikel 220, aanhef en onder a, van de Gemeentewet wordt de aanslag onroerende zaakbelasting opgelegd aan degene die aan het begin van het kalenderjaar een onroerende zaak, die niet in hoofdzaak tot woning dient, in eigendom heeft. Gelet op het vorenstaande is de aanslag dan ook terecht aan eiser opgelegd.
Proceskosten
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.I. Batelaan-Boomsma, voorzitter, en mr. J.G.E. Gieskes en mr. M.A. Dirks, leden, in aanwezigheid van mr. J. van Kempen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 25 juli 2023.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag (belastingkamer).
U kunt digitaal beroep instellen via www.rechtspraak.nl. Daar klikt u op “Formulieren en inloggen”. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof Den Haag (belastingkamer), Postbus 20302, 2500 EH Den Haag.
Bij het instellen van het hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het hogerberoepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het hogerberoepschrift moet, indien het op papier wordt ingediend, ondertekend zijn. Verder moet het ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de datum van verzending;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de redenen waarom u het niet eens bent met de uitspraak (de gronden van het hoger beroep).”