ECLI:NL:RBDHA:2023:12168

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 augustus 2023
Publicatiedatum
15 augustus 2023
Zaaknummer
NL23.20460
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen vrijheidsbeperkende maatregel in asielzoekerszaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 augustus 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een vrijheidsbeperkende maatregel opgelegd aan een asielzoeker. De eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. K.J. Diender, had beroep ingesteld tegen het besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die op 18 juni 2023 een maatregel van beperking van de vrijheid had opgelegd. Deze maatregel was gebaseerd op een eerder plaatsingsbesluit van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COa) van 17 juni 2023, waarin de eiser werd geplaatst in een HTL te Hoogeveen. De rechtbank heeft het beroep behandeld op 11 augustus 2023, waarbij zowel de eiser als zijn gemachtigde aanwezig waren. De verweerder werd vertegenwoordigd door mr. J.M. Niemer.

De rechtbank oordeelde dat de vrijheidsbeperkende maatregel terecht was opgelegd, omdat de openbare orde dit vereiste. De rechtbank stelde vast dat de eiser geen beroep had ingesteld tegen het plaatsingsbesluit, waardoor dit besluit in rechte vaststond. De rechtbank concludeerde dat de incidenten die in het plaatsingsbesluit waren opgenomen, voldoende ernstig waren om de maatregel te rechtvaardigen. De rechtbank verwierp de argumenten van de eiser dat hij geen geweld had gebruikt en dat het plaatsingsbesluit niet in het dossier was opgenomen. De rechtbank oordeelde dat de eiser in de gelegenheid was gesteld om zijn standpunt naar voren te brengen en dat de maatregel noodzakelijk was voor de openbare orde.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door mr. N.M. van Waterschoot, rechter, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.20460

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. J.M. Niemer),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. K.J. Diender).

Procesverloop

Bij besluit van 17 juni 2023 heeft het bestuur van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COa) besloten om eiser op grond van artikel 10, eerste lid aanhef en onder h en i, en artikel 11, eerste lid, van de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005 te plaatsen in een HTL te Hoogeveen (hierna: het plaatsingsbesluit).
Bij besluit van 18 juni 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van beperking van de vrijheid opgelegd, zoals bedoeld in artikel 56, eerste lid, van de Vreemdelingenwet (Vw) 2000 (hierna: de vrijheidsbeperkende maatregel).
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld en gronden ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 11 augustus 2023 op zitting behandeld. Eiser en zijn gemachtigde zijn verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.

Overwegingen

1. Verweerder heeft eiser door middel van de vrijheidsbeperkende maatregel verplicht om zich met ingang van 18 juni 2023 op te houden in een deel van de gemeente Hoogeveen, te weten binnen de op de bij het besluit gevoegde plattegrond aangegeven gebieden (de HTL in Hoogeveen). Volgens verweerder vordert het belang van de openbare orde het opleggen van de maatregel op grond van artikel 56 van de Vw 2000. Ter zake wordt verwezen naar het plaatsingsbesluit van het COa van 17 juni 2023 en de incidenten die daarin zijn opgenomen. Verweerder is niet gebleken van omstandigheden die in de weg staan aan het opleggen van de vrijheidsbeperkende maatregel.
2. Namens eiser is aangevoerd dat hij ontkent en betwist fysiek en verbaal geweld te hebben gebruikt tegen COa-medewerkers en medebewoners. Ook is aangevoerd dat het COa-besluit van 17 juni 2023 (het plaatsingsbesluit) bij de stukken in het dossier ontbreekt, waardoor hij tot op heden geen beroep tegen dit besluit heeft kunnen instellen.
3. De rechtbank oordeelt als volgt.
4. Het plaatsingsbesluit van 17 juni 2023 bevond zich tot aan de behandeling van het onderzoek ter zitting niet in het digitale dossier. Nadat verweerder hier ter zitting op is gewezen heeft hij deze alsnog geüpload. Uit het plaatsingsbesluit blijkt dat deze
op 17 juni 2023 is genomen en dat eiser heeft getekend voor ontvangst hiervan. Dit is door eiser ter zitting ook bevestigd. Derhalve is het plaatsingsbesluit op juiste wijze bekend gemaakt en staat deze ook in rechte vast nu eiser hiertegen geen beroep heeft ingesteld en de termijn hiervoor is verstreken, hetgeen ter zitting eveneens door eiser is bevestigd.
4.1.
De oplegging van de bestreden maatregel hangt samen met het hiervoor genoemde plaatsingsbesluit om eiser in de HTL te Hoogeveen te plaatsen. Dit zijn twee afzonderlijke, maar samenhangende besluiten. Nu eiser geen beroep heeft ingesteld tegen het plaatsingsbesluit van het COa, betekent dit dat de plaatsing van eiser in de HTL niet ter toetsing voorligt en dat de rechtbank uitgaat van de rechtmatigheid van dit besluit. Verweerder heeft ter onderbouwing van het bestreden besluit naar het plaatsingsbesluit en de daarin genoemde gedragingen van eiser mogen verwijzen. De gronden van eiser, voor zover die zien op het plaatsingsbesluit, kunnen niet in onderhavige procedure worden beoordeeld.
5. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat de in het plaatsingsbesluit beschreven incidenten dermate ernstig zijn om te stellen dat de openbare orde een vrijheidsbeperkende maatregel noodzakelijk maakt. Zo staat in het bestreden besluit weergegeven dat eiser fysiek en verbaal geweld heeft gebruikt tegen COa-medewerkers en medebewoners. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder kunnen overwegen dat deze gedragingen zijn te kwalificeren als gedragingen die een zeer grote impact hebben doen ontstaan. De stelling van eiser dat hij niet is vervolgd voor zijn gedragingen en dat daarom niet kan worden gezegd dat het beschreven incident ernstig was, treft geen doel. Verweerder maakt immers binnen de aan hem gegeven bevoegdheid een eigen beoordeling van de ernst van de gedragingen. Verder stelt de rechtbank vast dat tijdens het gehoor van 18 juni 2023 aan eiser is medegedeeld dat verweerder voornemens is om een vrijheidsbeperkende maatregel op te leggen en dat eiser is gevraagd om eventuele omstandigheden naar voren te brengen die zouden kunnen leiden tot het afzien van zijn vrijheidsbeperking. De stelling ter zitting dat eiser niet in de gelegenheid is gesteld om op het bestreden besluit te reageren, kan derhalve niet slagen.
6. Het beroep is ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.M. van Waterschoot, rechter, in aanwezigheid van R. de Boer, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.