ECLI:NL:RBDHA:2023:12163

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 maart 2023
Publicatiedatum
15 augustus 2023
Zaaknummer
22_7615
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens ontbreken afschrift besluit

Op 23 maart 2023 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiser en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De eiser had op 18 november 2022 beroep ingesteld, maar voldeed niet aan de vereisten zoals gesteld in de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De griffier had de eiser verzocht om een afschrift van het besluit waartegen hij beroep wilde instellen, maar de eiser stuurde een afschrift van een oud besluit van 21 april 2015 over de wijziging van zijn WIA-uitkering. De rechtbank oordeelde dat het beroepschrift niet voldeed aan de eisen van artikel 6:5 van de Awb, omdat er geen omschrijving was gegeven van het besluit waartegen het beroep was gericht en er geen voor beroep vatbaar besluit was meegestuurd.

De rechtbank heeft de eiser in de gelegenheid gesteld om het verzuim te herstellen, maar de eiser heeft niet adequaat gereageerd. De rechtbank concludeerde dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk was, omdat de eiser geen afschrift had overgelegd van het besluit waartegen hij beroep wenste in te stellen. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling en verklaarde het beroep niet-ontvankelijk. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken en de griffier was verhinderd om de uitspraak te ondertekenen. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken verzet worden ingesteld bij de rechtbank.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/7615

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 maart 2023 in de zaak tussen

[eiser], te [woonplaats], eiser,

tegen

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

Procesverloop

Eiser heeft bij brief van 18 november 2022 beroep ingesteld.
De griffier heeft eiser verzocht om een afschrift te overleggen van het besluit waartegen hij beroep instelt. Hierop heeft eiser gereageerd door toezending van een afschrift van een besluit van 21 april 2015 over de wijziging van zijn WIA-uitkering.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
2.1
In artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder c, van de Awb is bepaald dat een beroepschrift onder meer een omschrijving van het besluit waartegen het beroep is gericht dient te bevatten. In het tweede lid van dit artikel is bepaald dat bij het beroepschrift zo mogelijk een afschrift van het besluit waarop het geschil betrekking heeft, moet worden overgelegd.
2.2
Ingevolge artikel 6:6, aanhef en onder a, van de Awb kan het beroep niet-ontvankelijk worden verklaard indien niet is voldaan aan het bepaalde in artikel 6:5 van de Awb, mits de indiener de gelegenheid heeft gehad het verzuim te herstellen binnen een hem daartoe gestelde termijn.
3. De rechtbank stelt vast dat het beroepschrift niet aan de hiervoor genoemde vereisten van artikel 6:5, eerste en tweede lid, van de Awb voldoet. Eiser heeft namelijk in zijn beroepschrift geen omschrijving gegeven van het besluit waartegen zijn beroep is gericht, noch heeft hij bij zijn beroepschrift een voor beroep vatbaar besluit meegezonden. Eiser vermeldt alleen dat alle gevraagde stukken aangetekend zijn verzonden, zoals zijn medisch dossier, de vaststellingsovereenkomst en dergelijke.
4. Eiser is bij brief van 30 november 2022 in de gelegenheid gesteld om een afschrift te sturen van het besluit waar eiser het niet mee eens is. In reactie hierop heeft eiser bij brief van 12 december 2022 een besluit van 21 april 2015 over de wijziging van zijn WIA-uitkering overgelegd.
5. Naar aanleiding hiervan heeft de rechtbank bij brief van 14 februari 2023 eiser bericht dat hij tegen dat besluit van bijna 8 jaar geleden geen beroep meer kan instellen. Dit besluit is overigens wel aan de orde gekomen in de beroepsprocedure SGR 20/1942, met betrekking tot eisers schadeverzoek. Aan eiser is gevraagd om uit te leggen tegen welk besluit hij nu precies beroep instelt en wat hij met zijn beroep wenst te bereiken. Eiser heeft hierop niet gereageerd.
6. Op grond van het vorenstaande komt de rechtbank tot het oordeel dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat eiser geen afschrift heeft overgelegd van het besluit waartegen hij beroep wenst in te stellen.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.J. Waterbolk, rechter, in aanwezigheid van A. Jansen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 23 maart 2023.
de griffier is verhinderd om
deze uitspraak te ondertekenen rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden ingesteld bij deze rechtbank. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.