Op 23 maart 2023 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiser en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De eiser had op 18 november 2022 beroep ingesteld, maar voldeed niet aan de vereisten zoals gesteld in de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De griffier had de eiser verzocht om een afschrift van het besluit waartegen hij beroep wilde instellen, maar de eiser stuurde een afschrift van een oud besluit van 21 april 2015 over de wijziging van zijn WIA-uitkering. De rechtbank oordeelde dat het beroepschrift niet voldeed aan de eisen van artikel 6:5 van de Awb, omdat er geen omschrijving was gegeven van het besluit waartegen het beroep was gericht en er geen voor beroep vatbaar besluit was meegestuurd.
De rechtbank heeft de eiser in de gelegenheid gesteld om het verzuim te herstellen, maar de eiser heeft niet adequaat gereageerd. De rechtbank concludeerde dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk was, omdat de eiser geen afschrift had overgelegd van het besluit waartegen hij beroep wenste in te stellen. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling en verklaarde het beroep niet-ontvankelijk. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken en de griffier was verhinderd om de uitspraak te ondertekenen. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken verzet worden ingesteld bij de rechtbank.