2.4Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard en de verleende omgevingsvergunning gehandhaafd.
3. Eiseres heeft in beroep enkel aangevoerd dat er twijfel is over de maatvoering van de brug. De documenten geven de maten van de brug van 4 meter, 4,25 meter en 4,50 meter breed aan. Daar er dicht op de erfgrens gebouwd gaat worden, wil eiseres weten hoe het werkelijk gaat worden.
4. Artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) bepaalt dat het verboden is zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit het bouwen van een bouwwerk.
Op grond van artikel 2.10, eerste lid, van de Wabo moet een omgevingsvergunning worden geweigerd als het bouwplan niet voldoet aan kort gezegd (a) het bouwbesluit, (b) de bouwverordening, (c) het bestemmingsplan of (d) de redelijke eisen van welstand.
5. De rechtbank stelt met verweerder vast dat de aanvraag voor het bouwen van de brug moet worden getoetst aan artikel 2.10, eerste lid, van de Wabo, waarin de weigeringsgronden limitatief zijn opgesomd. Indien zich geen van deze weigeringsgronden voordoet, dan moet verweerder de omgevingsvergunning verlenen.
6. Eiseres betwist in beroep niet dat de in geding zijnde brug past binnen het bestemmingsplan “Braassemerland”. De betrokken locatie waarop het bouwwerk wordt opgericht heeft namelijk de enkelbestemming “water”. Ingevolge artikel 14.2.2 van de voorschriften van het bestemmingsplan kan op deze bestemming een brug gerealiseerd worden. Verder is niet aangevoerd dat er sprake is van een andere weigeringsgrond ex artikel 2.10, eerste lid, van de Wabo.
7. Voor wat betreft de twijfels van eiseres over de maatvoering van de brug, is niet aangevoerd waarom dit tot weigering van de omgevingsvergunning zou moeten leiden. Voor zover eiseres vreest dat de brug deels op haar persceel wordt gebouwd, blijkt uit de stukken dat het bouwplan wordt gerealiseerd op het perceel van de vergunninghouder.
Verder heeft verweerder de maatvoering nader toegelicht. Verweerder geeft in zijn verweerschrift van 4 juli 2022 hierover aan dat wanneer op juiste wijze naar de maten in de omgevingsvergunning wordt gekeken, het volgende kan worden vastgesteld. De funderingsbalk in de landhoofden (het gedeelte onder de grond) is 4,5 meter breed. De brug zelf is buitenzijde tot buitenzijde 4,25 meter breed (de leuning is hierin meegenomen). De nuttige breedte van de brug (breedte tussen de leuningen) is 4,0 meter breed. De rechtbank onderschrijft deze uitleg van verweerder. Eiseres heeft na de toelichting van verweerder geen reden gezien om haar beroep in te trekken. Zij heeft echter niet aangevoerd dat de door verweerder gegeven toelichting onjuist zou zijn en ook geen redenen aangevoerd waarom de omgevingsvergunning geweigerd had moeten worden.
8. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat niet is gebleken dat sprake is van een weigeringsgrond die zich verzet tegen het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen van de brug.
9. Hieruit volgt dat verweerder terecht de gevraagde omgevingsvergunning voor bouwen heeft verleend.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.