ECLI:NL:RBDHA:2023:12154

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 augustus 2023
Publicatiedatum
15 augustus 2023
Zaaknummer
NL23.11398
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van staatloze Palestijn afgewezen door staatssecretaris, rechtbank oordeelt beroep gegrond wegens motiveringsgebrek

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, op 9 augustus 2023 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een staatloze Palestijn afkomstig uit Qurrawa Benri Zaid, had op 20 maart 2023 een asielaanvraag ingediend die door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid als ongegrond was afgewezen. Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, waarbij hij werd bijgestaan door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft het beroep op 27 juli 2023 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, maar de staatssecretaris niet. De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat het betalingsbewijs van een boete die eiser had betaald, geen steunbewijs voor zijn asielrelaas kon zijn. Ook heeft de rechtbank geoordeeld dat de staatssecretaris onvoldoende had doorgevraagd naar de juridische procedure die eiser had doorlopen, wat leidde tot een zorgvuldigheidsgebrek in het bestreden besluit. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het besluit van de staatssecretaris vernietigd en de staatssecretaris opgedragen een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met de uitspraak. Eiser heeft recht op een proceskostenvergoeding van € 1.674,-.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.11398

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam 1] J.J. [naam 1], eiser

V-nummer: [nummer],
(gemachtigde: mr. M. Grigorjan),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: mr. S. Vreugdenhil-Brock).

Inleiding

1. Bij besluit van 20 maart 2023 (hierna: het bestreden besluit) heeft de staatssecretaris de asielaanvraag van eiser in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond.
2. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
3. De staatssecretaris heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
4. De rechtbank heeft het beroep op 27 juli 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en Y. Aziz als tolk. De staatssecretaris heeft voorafgaand aan de zitting laten weten niet deel te nemen.

Beoordeling door de rechtbank

5. De rechtbank beoordeelt het beroep van eiser aan de hand van zijn beroepsgronden.
6. De rechtbank oordeelt dat het beroep gegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het asielrelaas
7. Eiser is staatloos Palestijn en afkomstig uit Qurrawa Benri Zaid (Ramallah), gelegen op de Westelijke Jordaanoever. Eiser is geboren op [geboortedatum]. Hij heeft op 11 juli 2021 een asielaanvraag ingediend en heeft hieraan het volgende ten grondslag gelegd. Eiser heeft een geheime relatie gehad met een meisje genaamd [naam 2]. Toen deze relatie is ontdekt, heeft de familie van [naam 2] aangifte gedaan, omdat eiser volgens de islamitische regels met haar had moeten trouwen voordat hij een relatie met haar aanging. Eiser is vervolgens opgepakt en heeft acht dagen in de gevangenis gezeten, waarna hij is veroordeeld tot een gevangenisstraf. Eiser heeft de straf afgekocht door een boete te betalen. De familie van [naam 2] heeft eiser bedreigd, omdat zij de straf te laag vonden. Toen eisers familie achter de relatie kwam, zijn ook zij hem gaan bedreigen. Eiser is hierna vogelvrij verklaard door zijn familie en uit huis gezet. Om de situatie te sussen is eiser naar Israël vertrokken. De bedreigingen van eisers familie stopten in deze periode niet. Bij terugkomst in zijn woonplaats is eiser om deze reden ook mishandeld door zijn broer en zijn neef. Naast deze bedreigingen heeft eiser op zijn telefoon ook nog bedreigingen ontvangen van een anoniem gebleven derde. Eiser vermoedt dat de familie van het meisje deze bedreigingen naar hem uit.
Het bestreden besluit
8. Het asielrelaas van eiser bevat volgens de staatssecretaris de volgende relevante elementen:
 Identiteit, nationaliteit en herkomst;
 Problemen naar aanleiding van de relatie met [naam 2].
De staatssecretaris stelt zich hierover op het standpunt dat alleen het eerste relevante element geloofwaardig is. Het tweede relevante element vindt de staatssecretaris niet geloofwaardig. De staatssecretaris concludeert daarom dat de asielaanvraag moet worden afgewezen als ongegrond.
Heeft de staatssecretaris de problemen naar aanleiding van de relatie met [naam 2] ten onrechte ongeloofwaardig bevonden?
De gerechtelijke procedure tegen eiser
9. Eiser heeft ter ondersteuning van zijn asielrelaas een schriftelijk betalingsbewijs overgelegd, waaruit zou blijken dat hij de boete, die werd opgelegd als straf, heeft betaald. Eiser betoogt dat de staatssecretaris ten onrechte geen waarde hecht aan dit document, terwijl dit als steunbewijs dient voor zijn asielrelaas. De staatssecretaris had dit document dan ook nader moeten onderzoeken.
10. De staatssecretaris stelt zich op het standpunt dat uit het document niet blijkt waarvoor de boete is betaald. Daarnaast vindt de staatssecretaris het vreemd dat eiser wel het betalingsbewijs heeft overgelegd, maar geen andere juridische documenten waarop de straf is gebaseerd. Ook kan volgens de staatssecretaris worden verwacht dat eiser meer kan vertellen over de wet die hij heeft overtreden en de straf die hij hiervoor heeft gekregen.
11. De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat het betalingsbewijs niet als steunbewijs kan dienen voor eisers asielrelaas. Het enkele feit dat daarop niet staat vermeld waarvoor de boete is betaald, betekent niet dat aan het document elke betekenis moet worden ontzegd. De staatssecretaris heeft dat niet onderkend.
12. Verder heeft de staatssecretaris ten onrechte aan eiser tegengeworpen dat hij weinig kan vertellen over de wet die hij heeft overtreden. Eiser heeft in het nader gehoor het volgende verteld: ‘
Ze beschouwen het als een aanval op hen, dat ik hun eer heb geschonden. Normaal mag je dit niet doen en moet je direct haar hand vragen en niet stiekem een relatie hebben. Dus voor hen was het een teken van een aanval op hun eer. (…) Ook bij de Palestijnse wet is het zo dat de man de aanvaller is en de man neemt de verantwoordelijkheid van zulke klachten’. [1] Uit de verklaringen van eiser leidt de rechtbank af dat hij wel kan verklaren waarom hij voor de rechter is verschenen, maar niet weet welk wetsartikel hij heeft overtreden. De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris dit ook niet zonder meer van eiser kan verwachten. De vervolging van eiser kan immers, gelet op de hiervoor weergegeven passage uit het gehoor, ook zijn voortgekomen uit de (vermeende) overtreding van een (ongeschreven) religieuze en/of traditionele norm. Zowel in het gehoor als ter zitting heeft eiser verder voldoende kunnen vertellen over waarom hij voor de rechter moest verschijnen. Zo heeft hij verklaard dat het ging om de eer van de families, dat hij het geschil eerst zelf heeft willen oplossen en dat, toen dat niet lukte, de familie van het meisje een gerechtelijke procedure is gestart. Verder vindt de rechtbank het van belang dat de staatssecretaris onvoldoende heeft doorgevraagd naar deze gerechtelijke procedure die eiser stelt te hebben doorlopen. Zo is er niet gevraagd naar de tijd die hij in detentie heeft doorgebracht. Ook is niet gevraagd of eiser is verhoord door de politie, hoe de procedure ten overstaan van de rechter is verlopen en of hij daarbij is bijgestaan door een advocaat. Weliswaar heeft de staatssecretaris er terecht op gewezen dat eiser verder geen (juridische) documenten met betrekking tot deze gestelde rechtsgang heeft overgelegd, en ook geen poging heeft ondernomen deze alsnog te verkrijgen, maar dit weegt niet op tegen het gebrekkige onderzoek van de staatssecretaris naar de relevante feiten. Het bestreden besluit kent daarom ook op dit punt een zorgvuldigheidsgebrek.
De vogelvrijverklaring
13. Eiser heeft verder ter ondersteuning van zijn asielrelaas een vogelvrijverklaring overgelegd. In dit document staat dat eiser door zijn familie uit eerwraak is verstoten, vanwege een ongewenste relatie met een meisje uit het dorp. [2]
14. De staatssecretaris stelt zich op het standpunt dat dit een document is dat door de (lokale) Palestijnse autoriteiten is afgegeven op basis van eisers verzoek en op grond van zijn eigen verklaringen. Verder blijkt niet uit het document dat het is gelegaliseerd. Om deze reden hecht de staatssecretaris dan ook geen waarde aan het document. Daarbij wijst de staatssecretaris op het Algemeen Ambtsbericht van de minister van Buitenlandse Zaken over de Palestijnse gebieden van april 2022 (hierna: het ambtsbericht), waaruit blijkt dat corruptie binnen de overheid een groot probleem is.
15. De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris onvoldoende deugdelijk heeft gemotiveerd waarom aan de vogelvrijverklaring geen enkele waarde kan worden gehecht. Volgens de tekst van de verklaring is deze afgegeven door de ‘Village Council’ van het dorp
Qarawat Bani Zaid, behorend tot het Ministerie van Lokaal Bestuur van Palestina. Het document is ondertekend en bevat een stempel. Het enkele feit dat dit document, zoals eiser heeft verklaard, op zijn eigen verzoek door de lokale autoriteiten is afgegeven, betekent niet dat de inhoud van de verklaring waarschijnlijk niet op waarheid berust. De passage in het ambtsbericht over corruptie in de Palestijnse gebieden is daarvoor niet zonder meer relevant. In het bijzonder stelt het ambtsbericht niet dat aan dergelijke verklaringen in de Palestijnse gebieden in de regel geen betekenis toekomt, omdat deze tegen betaling met een valselijke inhoud worden afgegeven. Het bestreden besluit bevat op dit punt dan ook een motiveringsgebrek, zoals bedoeld in artikel 3:46 van de Awb. [3]
Tegenwerpingen in het bestreden besluit
16. De rechtbank stelt verder vast dat eerdere tegenwerpingen uit het voornemen niet in het bestreden besluit zijn gehandhaafd. Zo wordt naar aanleiding van de zienswijze niet langer tegengeworpen dat eiser de voor zijn relaas relevante berichten en foto’s kwijt is geraakt vanwege een kapotte telefoon. Verder wordt niet langer tegengeworpen dat het ongeloofwaardig is dat eiser is mishandeld door zijn broer en neef. De staatssecretaris heeft in het bestreden besluit echter verzuimd te motiveren welk gewicht aan deze omstandigheden toekwam en waarom hij, ondanks dat de staatssecretaris deze niet langer tegenwerpt, vasthoudt aan de conclusie dat het relaas van eiser ongeloofwaardig is. De rechtbank kan daardoor niet vaststellen waarom de staatssecretaris - kennelijk - meer gewicht toekent aan het feit dat eiser, ondanks de bedreigingen, niet discreet is geweest over zijn verblijfplaats in Israël en ook het risico heeft genomen om terug te keren naar zijn vrienden en familie in Ramallah. Het bestreden besluit is ook op dit punt gebrekkig gemotiveerd.
Tussenconclusie
17. Gelet op het voorgaande is het oordeel van de staatssecretaris dat eiser niet geloofwaardig heeft verklaard over de problemen naar aanleiding van zijn relatie met [naam 2] op verschillende onderdelen onzorgvuldig voorbereid dan wel niet deugdelijk gemotiveerd.

Conclusie en gevolgen

18. Het beroep is gegrond en het bestreden besluit zal worden vernietigd wegens strijd met de artikelen 3:2 en 3:46 van de Awb. De rechtbank ziet geen aanleiding een bestuurlijke lus toe te passen, omdat dat naar het zich laat aanzien geen doelmatige en efficiënte afdoeningswijze zou inhouden. Ook ziet de rechtbank geen aanleiding zelf in de zaak te voorzien. De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb dat de staatssecretaris een nieuw besluit moet nemen en daarbij rekening houdt met deze uitspraak.
19. Omdat het beroep gegrond is krijgt eiser een vergoeding van zijn proceskosten.
De staatssecretaris moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 1.674,- omdat de gemachtigde van eiser een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 20 maart 2023;
- draagt de staatssecretaris een nieuw besluit te nemen op het bezwaar, waarbij rekening
wordt gehouden met deze uitspraak;
- veroordeelt de staatssecretaris tot betaling van € 1.674,- aan proceskosten aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W. Anker, rechter, in aanwezigheid van mr. S.C. Spruijt, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Rapport nader gehoor, p. 13.
2.Volgens de vertaling van tolk tijdens het nader gehoor. Zie Rapport nader gehoor, p. 24.
3.Algemene wet bestuursrecht.