ECLI:NL:RBDHA:2023:12141

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 augustus 2023
Publicatiedatum
15 augustus 2023
Zaaknummer
NL23.10051
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verzet
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet tijdig beslissen op aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 9 augustus 2023 uitspraak gedaan op het verzet van de opposante tegen een eerdere uitspraak van 24 mei 2023. De rechtbank had in die eerdere uitspraak het beroep van de opposante niet-ontvankelijk verklaard, omdat de ingebrekestelling prematuur zou zijn ingediend op 27 januari 2023. De opposante had verzet aangetekend, nadat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 29 juni 2023 haar aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) had ingewilligd. De rechtbank heeft in deze uitspraak geoordeeld dat er nog procesbelang bestaat bij het verzet, omdat er geen bestuurlijke dwangsommen aan de opposante zijn uitgekeerd in het besluit van 29 juni 2023.

De rechtbank heeft de argumenten van de opposante beoordeeld, waaronder de stelling dat de ingebrekestelling op 29 januari 2023 en niet op 27 januari 2023 was ingediend. De rechtbank concludeert echter dat de door de opposante overgelegde bewijsstukken niet voldoende zijn om de eerdere uitspraak te weerleggen. De staatssecretaris was niet eenduidig over de datum van ontvangst van de ingebrekestelling, maar de rechtbank blijft bij haar eerdere oordeel dat de ingebrekestelling prematuur was. Daarom is het verzet ongegrond verklaard en blijft de eerdere uitspraak in stand. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.10051 V

uitspraak van de enkelvoudige kamer op het verzet van

[naam] , opposante

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. S. Igdeli).

Procesverloop

Bij uitspraak van 24 mei 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:7655 (de aangevallen uitspraak), heeft de rechtbank met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) beslist op het beroep van opposante tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis aan Muhammed Emin Beskat door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid (hierna: de staatssecretaris).
Opposante heeft tegen deze uitspraak verzet gedaan.
Bij besluit van 29 juni 2023 heeft de staatssecretaris de mvv-aanvraag van opposante ingewilligd.
Opposante heeft daarop gereageerd.
Opposante heeft niet verzocht om op een zitting te worden gehoord. De rechtbank doet uitspraak zonder zitting op grond van artikel 8:55, vierde lid, van de Awb.

Overwegingen

1. De rechtbank heeft in de aangevallen uitspraak het beroep van opposante niet-ontvankelijk verklaard. De reden hiervoor is dat de rechtbank tot de conclusie is gekomen dat de ingebrekestelling op 27 januari 2023 prematuur is ingediend.
2. Artikel 8:54 van de Awb biedt de mogelijkheid tot vereenvoudigde afdoening als het eindoordeel in de zaak buiten redelijke twijfel staat. In verzet beoordeelt de rechtbank alleen of er redelijke twijfel mogelijk was over het oordeel in de aangevallen uitspraak. Aan de inhoud van de beroepsgronden komt de rechtbank pas toe als het verzet gegrond is.
3. Naar het oordeel van de rechtbank bestaat er nog procesbelang bij het verzet, omdat in het alsnog genomen besluit van 29 juni 2023 onder verwijzing naar de aangevallen uitspraak geen bestuurlijke dwangsommen aan opposante zijn uitgekeerd.
4. Opposante voert aan dat de ingebrekestelling niet op 27, maar op 29 januari 2023 en daarmee niet prematuur is ingediend. Ter onderbouwing hiervan heeft zij een schermafbeelding overgelegd. Ook heeft zij gewezen op het verweerschrift van 11 mei 2023, waarin de staatssecretaris spreekt over een ingebrekestelling van 29 januari 2023.
5. Uit de door opposante overgelegde schermafbeelding blijkt dat zij, althans haar gemachtigde, op 29 januari 2023 een bericht van de staatssecretaris heeft ontvangen met de titel “Ontvangstbevestiging IND aanvraag”. Hieruit kan niet worden opgemaakt dat de ingebrekestelling in de zaak van opposante op 29 januari 2023 aan de staatssecretaris is toegezonden. De enkele omstandigheid dat in het verweerschrift van 11 mei 2023 over een ingebrekestelling van 29 januari 2023 wordt gesproken, is onvoldoende aanleiding voor een ander oordeel. De staatssecretaris is namelijk niet eenduidig over de datum van ontvangst van de ingebrekestelling. Zowel in de kennisgeving aan de referent van 6 juni 2023 als in het alsnog genomen besluit van 29 juni 2023 wordt gesproken over een ingebrekestelling van 27 januari 2023.
6. In wat opposante heeft aangevoerd, ziet de rechtbank dus geen aanleiding om anders te oordelen dan in de aangevallen uitspraak. Het verzet is ongegrond. Dat betekent dat de aangevallen uitspraak in stand blijft.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr. A.S. Hamans, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Deze uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.