In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 juli 2023 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de asielaanvraag van eiser, een Algerijnse man, is afgewezen als kennelijk ongegrond. Eiser had op 27 mei 2023 asiel aangevraagd in Nederland, omdat hij vreesde voor vervolging door een bende in Algerije. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder, heeft de aanvraag afgewezen, stellende dat de verklaringen van eiser over de problemen met de bende inconsequent en tegenstrijdig waren. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. Tijdens de zitting op 11 juli 2023 heeft de rechtbank de zaak behandeld, waarbij beide partijen zich lieten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.
De rechtbank oordeelde dat de afwijzing van de asielaanvraag niet deugdelijk was gemotiveerd. Hoewel verweerder de identiteit en nationaliteit van eiser geloofwaardig achtte, was de motivering voor de afwijzing van de asielaanvraag onvoldoende. De rechtbank concludeerde dat eiser niet aannemelijk had gemaakt dat hij bij terugkeer naar Algerije te vrezen had voor vervolging, en dat de gestelde problemen met de bende niet overtuigend waren onderbouwd. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit, maar liet de rechtsgevolgen in stand, wat betekent dat de afwijzing van de asielaanvraag blijft bestaan. Eiser kreeg wel een vergoeding voor de proceskosten, vastgesteld op € 1.674,-. De rechtbank wees het verzoek om een voorlopige voorziening af, omdat de uitspraak op het beroep voldoende was.