ECLI:NL:RBDHA:2023:12108
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Oordeel over de rechtmatigheid van een ophouding in het kader van de Vreemdelingenwet
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 augustus 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de rechtmatigheid van een ophouding van een vrouw van Indonesische nationaliteit. De eiseres, die op 31 juli 2023 om 06:40 uur werd opgehouden op basis van artikel 50, tweede lid, van de Vreemdelingenwet, heeft beroep ingesteld tegen deze ophouding. De rechtbank heeft de zaak behandeld tijdens een openbare zitting op 11 augustus 2023, waarbij de eiseres en haar gemachtigde niet aanwezig waren, terwijl de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid zich liet vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
De eiseres betoogde dat de ophouding onrechtmatig was, omdat deze zou zijn uitgevoerd onder het voorwendsel van algemene politietaken, terwijl in werkelijkheid sprake zou zijn van een vreemdelingenrechtelijke staandehouding. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de politie in het kader van reguliere surveillance handelde en voldoende redenen had om de identiteit van de eiseres te controleren. De rechtbank concludeerde dat er geen sprake was van een verkapte vreemdelingenrechtelijke staandehouding en dat de beroepsgrond van de eiseres niet slaagde.
De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. N.M. van Waterschoot, rechter, en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.