ECLI:NL:RBDHA:2023:12088

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 juli 2023
Publicatiedatum
14 augustus 2023
Zaaknummer
22/6568
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oordeel over termijnoverschrijding bij indienen bezwaarschrift tegen ongeldigverklaring rijbewijs

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 26 juli 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een eiser en de algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen. De eiser had zijn rijbewijs ongeldig verklaard gekregen door verweerder op 21 juli 2022, omdat hij als ongeschikt werd beschouwd om te rijden vanwege drugsgebruik. Eiser heeft vervolgens bezwaar gemaakt tegen deze ongeldigverklaring, maar verweerder heeft dit bezwaar niet-ontvankelijk verklaard omdat het bezwaarschrift te laat was ingediend. De rechtbank heeft het beroep van eiser op 28 juni 2023 behandeld, waarbij eiser en zijn moeder aanwezig waren, en verweerder vertegenwoordigd werd door zijn gemachtigde, mr. J.J. Kwant.

De rechtbank overwoog dat de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift zes weken na bekendmaking van het besluit is. Eiser had zijn bezwaarschrift uiterlijk op 1 september 2022 moeten indienen, maar het poststempel op de envelop toonde aan dat dit pas op 5 september 2022 was verzonden. Eiser stelde dat hij zijn bezwaarschrift op tijd had verstuurd, maar kon dit niet onderbouwen met bewijs. De rechtbank concludeerde dat er geen goede reden was voor de termijnoverschrijding, ondanks de telefonische contacten die eiser met verweerder had gehad. De rechtbank oordeelde dat schriftelijk bezwaar vereist is volgens de Algemene wet bestuursrecht en dat de telefoongesprekken niet als een geldig bezwaar konden worden aangemerkt.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en besloot dat eiser het griffierecht niet terugkreeg. De uitspraak werd openbaar gemaakt en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep. De rechtbank benadrukte dat indiener binnen zes weken na de uitspraak een hogerberoepschrift kan indienen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/6568

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 juli 2023 in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats], eiser

en
de algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen, verweerder
(gemachtigde: mr. J.J. Kwant).

Procesverloop

Bij besluit van 21 juli 2022 (het primaire besluit) heeft verweerder het rijbewijs van eiser ongeldig verklaard.
Bij besluit van 30 september 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 28 juni 2023 op zitting behandeld. Eiser en zijn moeder waren aanwezig. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
Verweerder heeft het rijbewijs van eiser ongeldig verklaard, omdat eiser vanwege drugsgebruik niet geschikt is om te rijden. Het bezwaar tegen dit besluit heeft verweerder niet-ontvankelijk verklaard, omdat het bezwaarschrift te laat is ingediend.
Wat vindt eiser in beroep?
Eiser vindt dat verweerder zijn bezwaar inhoudelijk had moeten beoordelen, in de eerste plaats omdat hij binnen de termijn bezwaar heeft gemaakt. In de tweede plaats voert eiser aan dat, als hij te laat bezwaar zou hebben gemaakt, de termijnoverschrijding niet aan hem te wijten is. Hij had namelijk meerdere keren telefonisch contact met verweerder waarin hij duidelijk heeft gemaakt bezwaar te maken. Hij heeft verweerder ook gezegd dat hij zijn bezwaar pas kon uitwerken nadat hij het onderzoeksrapport van de psychiater had ontvangen.
Wat zijn de regels?
3. De termijn voor het indienen van een bezwaarschrift tegen een besluit is zes weken na de dag waarop het besluit is bekendgemaakt. [1] De termijn van zes weken begint dus niet pas te lopen vanaf het moment dat eiser het onderzoeksrapport van de psychiater heeft ontvangen, zoals eiser aanneemt. Als iemand een bezwaarschrift te laat indient, dan moet verweerder het bezwaar niet-ontvankelijk verklaren. Dat betekent dat het bezwaar niet inhoudelijk wordt beoordeeld. Als er een goede reden is dat het bezwaarschrift te laat is ingediend, dan verklaart verweerder het bezwaar toch ontvankelijk. [2]
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. Het besluit van 21 juli 2022 is op diezelfde datum aan eiser verstuurd. Eiser had daarom zijn bezwaarschrift uiterlijk op 1 september 2022 moeten indienen bij verweerder. Eiser stelt dat hij zijn bezwaarschrift op 1 september 2022 per post heeft verstuurd. Hij heeft deze stelling niet met bewijs onderbouwd. Uit de poststempel op de envelop waarmee eiser zijn bezwaarschrift aan verweerder heeft gestuurd, blijkt dat eiser zijn bezwaarschrift pas op 5 september 2022 heeft verstuurd. De rechtbank is daarom van oordeel dat eiser zijn bezwaarschrift te laat heeft ingediend. De vraag is of er een goede reden is dat eiser zijn bezwaarschrift te laat heeft ingediend.
4.1.
Tussen partijen is niet in geschil dat eiser meerdere keren telefonisch contact had met verweerder ook voor het verstrijken van de bezwaartermijn. Deze telefoongesprekken vormen echter geen goede reden dat eiser zijn bezwaarschrift te laat heeft ingediend. De Algemene wet bestuursrecht schrijft namelijk dwingend voor dat schriftelijk bezwaar wordt gemaakt. [3] Verweerder heeft dus terecht de inhoud van de telefoongesprekken niet als het instellen van bezwaar aangemerkt. Verder verklaarde eiser ter zitting dat verweerder hem telefonisch juist erop heeft gewezen dat hij binnen zes weken na 21 juli 2022 schriftelijk bezwaar moest maken.
4.2.
Het moment waarop eiser het definitieve onderzoeksrapport van de psychiater heeft ontvangen is ook geen goede reden dat eiser zijn bezwaarschrift te laat heeft ingediend. Eiser heeft dit rapport namelijk ruim voor het verstrijken van de bezwaartermijn ontvangen, op 12 augustus 2022. Eiser had na de ontvangst van het rapport dus nog ruim twee weken de tijd om een bezwaarschrift in te dienen. Eiser had er bovendien voor kunnen kiezen om uiterlijk 1 september 2022 een verweerschrift in te dienen, zonder daarin al uit te schrijven waarom hij het niet eens is met het besluit om zijn rijbewijs ongeldig te verklaren. Hij had verweerder vervolgens kunnen vragen om extra tijd om op te schrijven waarom hij vindt dat zijn rijbewijs niet ongeldig moet worden verklaard.
Conclusie
5. Het beroep is ongegrond. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.K.S. Mollen, rechter, in aanwezigheid van N. Dukić, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 26 juli 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Artikelen 6:7 en 6:8 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Artikel 6:11 van de Awb.
3.Artikel 6:4 van de Awb.