ECLI:NL:RBDHA:2023:12084

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 augustus 2023
Publicatiedatum
14 augustus 2023
Zaaknummer
NL23.11971
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvragen van Azerbeidzjaanse eisers wegens onvoldoende onderbouwing van vrees bij terugkeer

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, zijn de asielaanvragen van twee Azerbeidzjaanse eisers afgewezen. Eisers, geboren op respectievelijk [geboortedatum 1] en [geboortedatum 2], dienden op 12 januari 2022 afzonderlijke aanvragen in voor een verblijfsvergunning asiel. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvragen op 24 maart 2023 afgewezen, waarop eisers beroep instelden. De rechtbank heeft de beroepen op 6 juli 2023 behandeld, waarbij eisers en hun gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van verweerder en een tolk.

De rechtbank oordeelt dat de eisers onvoldoende hebben aangetoond dat zij bij terugkeer naar Azerbeidzjan te vrezen hebben voor vervolging of ernstige schade. Hoewel verweerder de identiteit en de problemen van eiser geloofwaardig acht, is er onvoldoende bewijs dat deze problemen zich opnieuw zullen voordoen. Eisers hebben verklaard dat zij sinds hun vertrek uit Azerbeidzjan op 12 januari 2022 geen problemen meer hebben ondervonden en dat er geen bewijs is dat hun voormalige collega's hen nog zoeken. De rechtbank concludeert dat de vrees van eisers voor vervolging niet voldoende is onderbouwd en dat zij zich kunnen wenden tot de Azerbeidzjaanse autoriteiten voor bescherming.

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond en bevestigt de afwijzing van de asielaanvragen door verweerder. De uitspraak is openbaar gemaakt op 8 augustus 2023 en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na verzending.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummers: NL23.11971 en NL23.11970

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen

[naam 1], eiser

V-nummer: [nummer 1]
[naam 2], eiseres
V-nummer: [nummer 2],
tezamen aan te duiden als: eisers
(gemachtigde: mr. H.A.C. Klein Hesselink),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. N. Hamzaoui).

Inleiding

1. Eisers stellen dat zij zijn geboren op [geboortedatum 1] respectievelijk [geboortedatum 2] en dat zij de Azerbeidzjaanse nationaliteit hebben. Zij hebben op 12 januari 2022 afzonderlijke aanvragen tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Verweerder heeft met de bestreden besluiten van 24 maart 2023 deze aanvragen in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond.
2. Eisers hebben afzonderlijk beroep ingesteld tegen de bestreden besluiten.
3. Verweerder heeft op de beroepen gereageerd met een verweerschrift.
4. De rechtbank heeft de beroepen op 6 juli 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eisers, de gemachtigde van eisers en de gemachtigde van verweerder. Als tolk is verschenen A. Aydin.

Beoordeling door de rechtbank

5. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van eisers tegen de afwijzing van de asielaanvragen van eisers. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eisers.
6. De rechtbank verklaart de beroepen van eisers ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het asielrelaas
7. Eisers leggen aan hun asielaanvragen het volgende ten grondslag. Eiser heeft verklaard dat hij in Azerbeidzjan werkte als beveiliger voor het bedrijf [naam 3]. [1] Tijdens een controle op het werk in september 2021 werd geconstateerd dat er materiaal ontbrak uit de voorraad. Gevraagd naar de reden heeft eiser de namen van twee personen, die geregeld goederen leverden en weer meenamen, doorgegeven aan de controleur. Eiser begreep later dat hem dat kwalijk werd genomen door onder meer zijn leidinggevende. Vervolgens werd hij onder druk gezet om de schuld van de diefstal c.q. fraude op zich te nemen. Dat heeft hij niet gedaan en als gevolg hiervan is eiser bedreigd en mishandeld. Ook is er ingebroken in de woning van eisers. Verder werd er druk op eiser uitgeoefend om een blanco document te ondertekenen. Omdat eiser vreesde voor verdere problemen voor zichzelf en zijn gezin, zijn zij uiteindelijk Azerbeidzjan ontvlucht.
De bestreden besluiten
8. Verweerder vindt de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser geloofwaardig. Ook acht verweerder geloofwaardig dat eiser heeft gewerkt als beveiliger voor het bedrijf [naam 3] en dat eisers afzonderlijk als gevolg daarvan problemen hebben ondervonden van collega’s van eiser. Verweerder volgt echter niet dat eisers bij terugkeer nog te vrezen hebben voor die collega’s. De vrees van eisers is namelijk enkel gebaseerd op vermoedens. Ook hebben eisers het causale verband tussen de inbraak in hun woning en de problemen niet aannemelijk gemaakt. Daarnaast is niet gebleken dat eiser sinds zijn vertrek uit Azerbeidzjan nog gezocht wordt. Eisers hebben tot slot niet aannemelijk gemaakt dat zij zich niet kunnen wenden tot de Azerbeidzjaanse autoriteiten voor bescherming. Dat [naam 3] een staatsbedrijf is en er in Azerbeidzjan sprake is van corruptie maakt dat niet anders. Verweerder heeft daarom de asielaanvragen van eisers afgewezen als ongegrond. [2]
De beroepsgronden
9. Eisers zijn het niet eens met de bestreden besluiten en voeren daartegen het volgende aan. Uitgangspunt is dat verweerder de problemen met [naam 3] geloofwaardig heeft gevonden. Gelet daarop is reeds voldoende aannemelijk dat eisers bij terugkeer opnieuw problemen zullen ondervinden. Daar komt bij dat er onbekenden langs zijn geweest bij de ouders van eiser en hebben gevraagd naar de verblijfsplaats van eiser. Eisers hebben dit aangetoond met een schermafdruk van een whatsappgesprek tussen eiser en zijn ouders. Verder hoeven eisers het causaal verband tussen de ondervonden problemen en de inbraak niet aan te tonen. Voldoende is dat dit verband aannemelijk is gemaakt. Eisers kunnen tot slot geen bescherming inroepen van de Azerbeidzjaanse autoriteiten. [naam 3] is immers een staatsbedrijf dat nauw verbonden is met de Azerbeidzjaanse overheid. Eiser heeft problemen met machtige, hooggeplaatste personen binnen het bedrijf. Zij hebben goede banden met de politie. Daarnaast is corruptie wijdverspreid in Azerbeidzjan, zodat het niet reëel is om te veronderstellen dat de overheid hen zal beschermen. Weliswaar is de politie na de inbraak in hun woning wel verschenen, maar de agenten wilden pas iets met de aangifte doen als eisers smeergeld zouden betalen.
De rechtbank oordeelt als volgt.
10. In de eerste plaats heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat eisers het gestelde verband tussen de inbraak in hun woning en de problemen die voortvloeien uit eisers werkzaamheden bij [naam 3] niet aannemelijk hebben gemaakt. Dat eisers dit vermoeden en dat het zou passen bij de intimidatie die eiser reeds ondervond, is daarvoor onvoldoende.
11. Uit artikel 31, vijfde lid, van de Vw volgt verder dat het feit dat een vreemdeling in het verleden reeds is blootgesteld aan vervolging of ernstige schade [3] of dat hij hiermee rechtstreeks is bedreigd, een duidelijke aanwijzing is dat de vrees van de vreemdeling voor die vervolging gegrond is en het risico op die ernstige schade reëel is, tenzij er goede redenen zijn om aan te nemen dat die vervolging of die ernstige schade zich niet opnieuw zal voordoen. Volgens paragraaf 4.1. onderdeel a, van Werkinstructie 2014/10, kunnen die goede redenen bijvoorbeeld zijn dat de eerdere daders niet meer aanwezig zijn in het land van herkomst of dat de situatie in het land van herkomst in aanzienlijke mate is verbeterd. De bewijslast om aan te nemen dat die vervolging of die schending van artikel 3 van het EVRM [4] zich niet opnieuw zal voordoen ligt in dat geval bij verweerder. De rechtbank vindt steun voor dit oordeel in de rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. [5]
12. De rechtbank stelt vast dat verweerder de problemen die eisers afzonderlijk van elkaar hebben ondervonden geloofwaardig heeft gevonden. Verder stelt de rechtbank vast dat de geweldsincidenten waarmee zowel eiser als eiseres in Azerbeidzjan zijn geconfronteerd, kwalificeren als (bedreiging met) ernstige schade. Verweerder heeft zich echter op goede gronden op het standpunt gesteld dat er voldoende redenen zijn om aan te nemen dat deze feiten zich niet opnieuw zullen voordoen.
13. Eisers hebben immers verklaard dat eiser in oktober 2022 voor het laatste bij [naam 3] heeft gewerkt en dat zij nadien tot hun vertrek uit Azerbeidzjan op 12 januari 2022 geen problemen meer hebben ondervonden. Ook na de vlucht van eisers is niet gebleken dat de (voormalige) collega’s van [naam 3] nog werkelijk naar eiser en/of eiseres op zoek zijn (geweest). De schermafdruk van het whatsappbericht van, naar wordt gesteld, eisers moeder en de foto’s waarop de broer van eiseres gewond te zien zou zijn, leveren onvoldoende onderbouwing op van de gestelde vrees bij terugkeer. Verweerder wijst er in dat verband terecht op dat de authenticiteit van deze documenten niet kan worden vastgesteld. Daarnaast is weliswaar gesteld maar niet onderbouwd dat het overgelegde whatsappbericht inderdaad van eisers moeder afkomstig is. Ook heeft eiser nagelaten toe lichten wat er is gebeurd tijdens dat gestelde bezoek, wanneer dat bezoek heeft plaatsgevonden en wie daarbij betrokken zijn geweest. Verder is de identiteit van de gewonde man op de door eisers overgelegde foto’s niet onderbouwd, zodat ook daarmee niet aannemelijk is gemaakt dat de broer van eiseres is mishandeld in verband met de door eiser gestelde problemen.
14. Verder heeft verweerder zich voldoende gemotiveerd op het standpunt gesteld dat niet is gebleken dat eisers in geval van voorkomende problemen geen bescherming kunnen krijgen van de Azerbeidzjaanse autoriteiten. Verweerder heeft er in dat verband terecht op gewezen dat eisers zich nimmer hebben gewend tot de autoriteiten. Dat eisers tevergeefs aangifte hebben gedaan van de inbraak in hun woning, laat onverlet dat de politie wel ter plaatste is verschenen. Niet is gebleken dat eisers een klacht hebben ingediend bij de leidinggevende van de betreffende agenten of van de mogelijkheid gebruik hebben gemaakt om te klagen via een callcenter. [6] Daarnaast wijst verweerder er terecht op dat eisers hebben verklaard dat zij geen verdere navraag hebben gedaan bij de politie. De enkele stelling van eisers dat er in Azerbeidzjan sprake is van corruptie, betekent niet op voorhand dat bescherming door de autoriteiten niet mogelijk is. Ook het gegeven dat [naam 3] een staatsbedrijf is maakt dat niet anders. Immers, verweerder heeft er op kunnen wijzen dat eisers in Azerbeidzjan geen problemen hebben ondervonden van de zijde van de autoriteiten. In dat verband heeft verweerder er ook terecht op gewezen dat eisers Azerbeidzjan zonder problemen hebben kunnen verlaten met een geldig en op reguliere wijze verkregen nationaal paspoort, dat door de autoriteiten bij uitreis gecontroleerd is. Dit duidt er eens te meer op dat eisers niet in de negatieve aandacht staan van de Azerbeidzjaanse autoriteiten dan wel van personen en/of instellingen die nauw met de autoriteiten zijn verbonden.

Conclusie en gevolgen

15. Verweerder heeft de aanvragen terecht afgewezen als ongegrond.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W. Anker, rechter, in aanwezigheid van mr. S.D.C.J. Verheezen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.State Oil Company of Azerbaijan Republic.
2.Op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
3.In de zin van het Vluchtelingenverdrag of ernstige schade als bedoeld in artikel 29, eerste lid, onder b, van de Vw.
4.Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden.
6.Zoals volgt uit het Algemeen Ambtsbericht over Azerbeidzjan van september 2021, pagina 77.