ECLI:NL:RBDHA:2023:12074

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 augustus 2023
Publicatiedatum
14 augustus 2023
Zaaknummer
23_3447
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens gebrek aan procesbelang na tijdige beslissing door verweerder op Wob-verzoek

Op 14 augustus 2023 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van Rijswijk. De eiser had op 17 mei 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen van verweerder op zijn verzoek van 1 april 2023 op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob). De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.

De rechtbank overweegt dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit, waardoor beroep openstaat. Echter, op 1 juni 2023 heeft verweerder alsnog op het verzoek beslist, waardoor de rechtbank concludeert dat eiser geen procesbelang meer heeft bij het beroep. Het beroep is dan ook kennelijk niet-ontvankelijk verklaard.

Daarnaast is het aanvullend beroep van 12 juni 2023 doorgezonden naar verweerder, maar de rechtbank ziet geen aanleiding om dit als bezwaar te behandelen. De rechtbank heeft ook geen aanleiding gezien om verweerder te veroordelen in de proceskosten, aangezien niet is gebleken dat eiser rechtsbijstand heeft ontvangen. Wel is verweerder opgedragen het betaalde griffierecht van € 184,- aan eiser te vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid om binnen zes weken verzet aan te tekenen.

Uitspraak

Rechtbank DeN haag

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/3447

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 augustus 2023 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser,

en

het college van burgemeester en wethouders van Rijswijk, verweerder.

Procesverloop

Bij brief van 17 mei 2023 heeft eiser bij de rechtbank beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen van verweerder op zijn verzoek van 1 april 2023 op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob).

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
2. Op grond van artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb wordt voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep, het niet tijdig nemen van een besluit met een besluit gelijkgesteld. Tegen het niet tijdig beslissen staat dan ook beroep bij de rechtbank open.
3. Op grond van artikel 6:12, eerste lid, van de Awb is het beroep gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit niet aan een termijn gebonden.
Op grond van het tweede lid van dit artikel, kan het beroepschrift worden ingediend zodra:
a. het bestuursorgaan in gebreke is tijdig een besluit te nemen, en
b. twee weken zijn verstreken na de dag waarop belanghebbende het bestuursorgaan schriftelijk heeft medegedeeld dat het in gebreke is.
4. Verweerder moet op grond artikel 4.4, eerste lid, van de Wet open overheid (Woo) binnen vier weken beslissen op het verzoek.
5. Op 1 juni 2023, na het verstrijken van de beslistermijn, heeft verweerder alsnog op het verzoek beslist.
6. Nu verweerder inmiddels op het verzoek heeft beslist is de rechtbank van oordeel dat eiser geen procesbelang meer heeft bij het beroep met betrekking tot het niet tijdig beslissen. Het beroep is dan ook kennelijk niet-ontvankelijk.
7. Het aanvullend beroep van 12 juni 2023 is reeds doorgezonden naar verweerder. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding om de brief van 12 juni 2023 op grond van artikel 6:20, vierde lid, van de Awb ter behandeling als bezwaar tegen het besluit van 1 juni 2023 door te zenden naar verweerder.
8. De rechtbank ziet geen aanleiding verweerder te veroordelen in de proceskosten die eiser in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Immers, niet is gebleken dat aan eiser ter zake van het beroep door een derde beroepsmatig rechtsbijstand is verleend.
9. Verweerder dient het betaalde griffierecht van € 184,- aan eiser te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank :
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
- draagt verweerder op het door eiser betaalde griffierecht van € 184,- te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van
F.J.M. van den Berg, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
14 augustus 2023.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na verzending daarvan verzet worden gedaan bij de rechtbank. De indiener van het verzetschrift kan daarbij aan de rechtbank verzoeken omtrent het verzet te worden gehoord.