ECLI:NL:RBDHA:2023:12073

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 augustus 2023
Publicatiedatum
14 augustus 2023
Zaaknummer
23_4277
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op verzoek om informatie op grond van de Wet open overheid

Op 23 juni 2022 heeft eiser een verzoek ingediend op grond van de Wet open overheid (Woo). Eiser heeft beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen door verweerder, de minister van Justitie en Veiligheid, op zijn Woo-verzoek. Verweerder heeft de stukken en een verweerschrift ingediend. De rechtbank heeft partijen niet uitgenodigd voor een zitting, omdat dit op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet nodig was. De rechtbank overweegt dat tegen het niet tijdig nemen van een besluit beroep kan worden ingesteld zodra het bestuursorgaan in gebreke is en twee weken zijn verstreken na een schriftelijke ingebrekestelling.

In overleg met eiser heeft verweerder afgesproken om het Woo-verzoek in drie deelbesluiten te behandelen. Het eerste deelbesluit is op 4 juli 2023 genomen, maar de twee vervolg besluiten zijn nog niet genomen. Tussen partijen is niet in geschil dat de beslistermijn is overschreden. Eiser heeft verweerder in gebreke gesteld en meer dan twee weken daarna beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een (volledig) besluit op zijn Woo-verzoek. De rechtbank constateert dat verweerder nog geen volledig besluit heeft genomen.

De rechtbank verklaart het beroep gegrond en draagt verweerder op om binnen vier weken een volledig besluit bekend te maken op het Woo-verzoek. Tevens wordt verweerder opgedragen een dwangsom van € 100,- te betalen voor elke dag dat hij de beslistermijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling en bepaalt dat verweerder het door eiser betaalde griffierecht van € 184,- moet vergoeden. Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van F.J.M. van den Berg, griffier, en is uitgesproken in het openbaar op 14 augustus 2023.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/4277

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 augustus 2023 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser,

en

de minister van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Op 23 juni 2022 heeft eiser een verzoek ingediend op grond van de Wet open overheid (Woo).
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen door verweerder op zijn Woo-verzoek.
Verweerder heeft de stukken en een verweerschrift ingediend.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in deze zaak niet nodig is.
2. Tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan beroep worden ingesteld. [1] Het beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen. [2]
3. In overleg met eiser heeft verweerder afgesproken om het Woo-verzoek in drie deelbesluiten te behandelen. Verweerder heeft het eerste deelbesluit op 4 juli 2023 genomen, maar nog niet de twee vervolg besluiten.
4. Tussen partijen is niet in geschil dat de beslistermijn is overschreden. Eiser heeft verweerder in gebreke gesteld en meer dan twee weken daarna beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een (volledig) besluit op zijn Woo-verzoek. Niet gebleken is dat verweerder alsnog (volledig) heeft beslist op het Woo-verzoek.
5. Het beroep is kennelijk gegrond.
6. Omdat verweerder nog geen volledig besluit heeft genomen op het Woo-verzoek van eiseres, bepaalt de rechtbank dat verweerder dit alsnog moet doen.
7. Op grond van artikel 8:55d, lid, van de Awb moet verweerder binnen twee weken na het verzenden van deze uitspraak beslissen op het Woo-verzoek. Verweerder heeft met een beroep op artikel 8.4, eerste lid, van de Woo gevraagd om een langere termijn.
8. Verweerder stelt dat hij het volgende deelbesluit naar verwachting eind juli 2023 kan nemen en het laatste deelbesluit in september 2023.
9. Gelet op de argumenten die verweerder aanvoert voor een langere beslistermijn ziet de rechtbank aanleiding om op grond van artikel 8.4, eerste lid, van de Woo verweerder op te dragen uiterlijk binnen vier weken volledig op het Woo-verzoek te beslissen. [3]
10. De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb dat verweerder een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde beslistermijn overschrijdt. Daarbij geldt wel een maximum van € 15.000,-.
11. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
12. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- draagt verweerder op uiterlijk over vier weken een volledig besluit bekend te maken op het Woo-verzoek;
- bepaalt dat verweerder aan eiser een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van
€ 15.000,-;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 184,- aan eiseres te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van
F.J.M. van den Berg, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
14 augustus 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Artikel 6:2, aanhef en onder b, in samenhang met artikel 7:1, eerste lid, aanhef en onder f, van de Awb.
2.Artikel 6:12, tweede lid, van de Awb.
3.Onder verwijzing naar de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ECLI:NL:RVS:2021:2346 en ECLI:NL:RVS:2021:2348).