ECLI:NL:RBDHA:2023:12062

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 augustus 2023
Publicatiedatum
14 augustus 2023
Zaaknummer
AWB 23/3834
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de ROV-4 maatregel opgelegd aan asielzoeker wegens incident met grote impact

Op 14 augustus 2023 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) en een Iraanse asielzoeker, die een ROV-4 maatregel opgelegd kreeg. Deze maatregel houdt in dat alle Rva-verstrekkingen van de eiser gedurende een week worden ingehouden en dat hij wordt overgeplaatst naar een time-out locatie. De eiser had op 14 maart 2023 een incident veroorzaakt waarbij hij kwaad en verward voor het raam stond bij spelende kinderen en zichzelf verwondde door tegen een muur te slaan. Het COA stelde dat dit incident een grote impact had en rechtvaardigde de maatregel. De eiser betwistte echter dat zijn gedrag als een incident met grote impact gekwalificeerd kon worden en voerde aan dat de maatregel disproportioneel was, vooral gezien zijn psychische problematiek.

Tijdens de zitting op 12 juli 2023 werd duidelijk dat de rechtbank twijfels had over de kwalificatie van het incident. De rechtbank oordeelde dat het COA onvoldoende had onderbouwd dat het incident daadwerkelijk een grote impact had op anderen, en dat er geen bewijs was dat kinderen of andere medewerkers het incident hadden waargenomen. De rechtbank concludeerde dat de opgelegde maatregel onvoldoende gemotiveerd was en verklaarde het beroep van de eiser gegrond. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en veroordeelde het COA tot betaling van de proceskosten van de eiser, die op € 1.674,- werden vastgesteld. De uitspraak werd gedaan door rechter D.M. Schuiling, met A. Hoekstra als griffier.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 23/3834

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 augustus 2023 in de zaak tussen

[naam], eiser,
geboren op [datum],
van Iraanse nationaliteit,
V-nummer: [nummer],
(gemachtigde: mr. I.M. Zuidhoek),
en

het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COa), verweerder

(gemachtigde: mr. A.A. Wildeboer ).

Procesverloop

Bij het bestreden besluit van 14 maart 2023 heeft verweerder aan eiser een ROV 4-maatregel opgelegd, inhoudende dat met ingang van 14 maart 2023 alle Rva-verstrekkingen gedurende één week worden ingehouden. Verder wordt eiser de toegang ontzegt tot het AZC Musselkabaal gedurende deze periode en wordt hij overgeplaatst naar een time-out locatie (AZC Hoogeveen), waar hij zorg in natura ontvangt.
Eiser heeft tegen het besluit op 6 april 2023 beroep ingesteld.
Verweerder heeft op 10 juli 2023 een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 juli 2023. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Incident
1. De rechtbank gaat bij de beoordeling uit van het navolgende. Bij bestreden besluit heeft verweerder besloten om aan eiser een ROV-4 maatregel op te leggen. Door verweerder is daaraan ten grondslag gelegd dat eiser zich schuldig heeft gemaakt aan gedragingen die zijn te kwalificeren als gedragingen met een grote impact.
1.1
Verweerder heeft daarbij in het bestreden besluit overwogen dat eiser ten tijde van het incident op 14 maart 2023 op de opvanglocatie in Musselkanaal verbleef. Bij de beschrijving van het incident is genoteerd dat eiser kwaad en verward voor het raam stond bij spelende kinderen en dat eiser zijn hand had verwond door tegen de muur te slaan. Voorts is in het besluit opgenomen dat eiser na meerdere incidenten en correctiegesprekken op time out is gestuurd. In het verweerschrift en tijdens de zitting is nader toegelicht dat eiser op 14 maart 2023 in een vlaag van woede door de multifunctionele kamer is gestormd en vervolgens zijn hand had verwond tegen de muur, waardoor zijn hand bebloed is geraakt en dat op dat moment in de multifunctionele kamer kinderen aan het spelen waren. Dit incident had een grote impact, en om die reden is besloten om aan eiser een ROV-4 maatregel op te leggen.
Stanpunt partijen
2. Eiser heeft – samengevat – aangevoerd dat hij betwist dat sprake is van ene gedraging met (zeer) grote impact en voert aan dat de opgelegde maatregel disproportioneel is. Daarnaast voert eiser aan dat er sprake is van psychische problematiek waar hij hulp voor nodig heeft en juist in de onderhavige situatie gebaat zou zijn bij adequate hulpverlening in plaats van een time-out maatregel. Eiser voelde zich die dag niet gehoord en heeft op het pleintje buiten de multifunctionele ruimte op de muur geslagen waarbij hij zichzelf aan zijn hand heeft verwond. Daar waren geen kinderen en of medewerkers bij aanwezig, behalve een beveiliger die het heeft gezien. Voorafgaande aan de zitting heeft eiser nog stukken overgelegd waaruit zijn problematiek als transgender blijkt.
3. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de ROV-4 maatregel op juiste gronden is opgelegd. Het gedrag van eiser heeft geleid tot een incident met een grote impact en rechtvaardigt volgens verweerder oplegging van een ROV-4 maatregel. Verweerder weegt daarbij mee dat in het verleden al meer incidenten hebben plaatsgevonden waarbij eiser betrokken was. Dat sprake zou zijn van een kwetsbare psychische gezondheid is niet concreet gesteld, noch gebleken, aldus verweerder. Indien eiser medische klachten heeft, kan hij zich wenden tot de medewerkers van het COa en zo nodig tot de GZA. Niet is gebleken dat eiser de eventuele noodzakelijke medische zorg niet zou kunnen krijgen.
4. De rechtbank oordeelt als volgt.
4.1.
Verweerder heeft in het Maatregelenbeleid 2022 neergelegd in welke gevallen een ROV-maatregel wordt opgelegd. Deze maatregelen zijn in 4 impactniveaus te onderscheiden, te weten een gering, een middelgroot, een grote en een zeer grote impact. In het Maatregelenbeleid staat dat de aard van het incident de zwaarte van de ROV-maatregel bepaalt, waarbij een ROV-4 maatregel kan worden opgelegd als sprake is van een incident met een “grote impact”. Om een idee te geven van wat onder de verschillende niveaus wordt verstaan is in het beleid een aantal voorbeelden (niet limitatief) gegeven. Als sprake is van incident met grote impact wordt, voorzover thans van belang, in het Maatregelenbeleid ondermeer genoemd het overtreden van huisregels waarbij medebewoners, COA-medewerkers en andere personen die op locatie werkzaam zijn e/of derden grote schade ondervinden en/of groot gevaar lopen, zoals: “agressie en geweld tegen medebewoners en/of derden met een grote impact” zoals gedrag met als doel de ander “te kleineren of te bedreigen” of “fysieke schade” toe te brengen.
4.2.
In de beschrijving van het incident zoals opgenomen in het bestreden besluit staat vermeld dat eiser kwaad en verward voor het raam stond bij spelende kinderen en dat hij zijn hand had verwond door tegen een muur te slaan.
4.3.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder in het bestreden besluit onvoldoende heeft uitgelegd waaruit blijkt dat er sprake is geweest van een incident met grote impact zoals omschreven in het Maatregelenbeleid en waarom niet volstaan is met het opleggen van een lichtere maatregel. Uit de omschrijving van het incident zoals opgenomen in het bestreden besluit blijkt niet dat sprake is geweest van agressie en/of geweld van eiser jegens andere personen. Eiser heeft uitsluitend zichzelf verwond door op de muur te slaan. Hoewel ook de gedraging van het slaan tegen de muur waarbij eiser zichzelf verwond, onder omstandigheden door derden als een (be)dreigende situatie kan worden ervaren, is niet duidelijk waar eiser tegen de muur heeft geslagen – in de multifunctionele ruimte, danwel daarbuiten - en evenmin is duidelijk of deze gedraging is waargenomen door kinderen. Eiser heeft ter zitting betoogd dat er geen kinderen waren die het incident hebben kunnen waarnemen. De kinderen waren volgens hem op dat moment nog op school en zijn eerst later op de opvanglocatie gekomen. De rechtbank is van oordeel dat uit de overgelegde stukken niet duidelijk is geworden of kinderen aanwezig waren ten tijde van het incident of dat deze pas (geruime tijd) daarna op locatie kwamen, hetgeen de impact van het incident zou verhogen. Ook ter zitting kon verweerder hierover geen duidelijkheid geven. Verweerder heeft verder ook geen duidelijkheid kunnen geven over de gevolgen en de impact van het incident voor de omgeving en de mensen die op de locatie werken. Niet duidelijk is of het incident behalve door de beveiliger, ook door andere derden is waargenomen en of het gebeuren grote impact op de beveiliger heeft gehad, danwel op anderen of derden die daar op locatie werkzaam zijn. Onvoldoende onderbouwd is dan ook of het incident van eiser op 14 maart 2023 valt te kwalificeren als een incident met grote impact dat in het Maatregelbesluit wordt gedefinieerd als een vorm agressie waarbij “anderen/derden grote schade ondervinden en/of groot gevaar liepen” zoals is omschreven in het Maatregelenbeleid. De rechtbank merkt verder nog op dat in het bestreden besluit op pagina 1 onder Beschikking B tevens staat vermeld: ‘ROV 04 timeout 1ste incident-maatregel zonder eerdere incidenten’. Hieruit concludeert de rechtbank dat de eerdere incidenten waarbij eiser betrokken is geweest niet ten grondslag zijn gelegd aan de onderhavige maatregel, hetgeen ook door verweerder ter zitting is bevestigd. Het vorenstaande brengt mee dat het opleggen van voornoemde maatregel onvoldoende gemotiveerd is.
Conclusie
6. Het beroep is, gelet op het voorgaande, gegrond. Daarom vernietigt de rechtbank het bestreden besluit.
7 Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, krijgt eiser een vergoeding voor de proceskosten die hij heeft gemaakt. Het COA moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 2 punten op (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen op de zitting, met een waarde per punt van € 837,-), bij een wegingsfactor 1. Toegekend wordt € 1.674,-.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1674,00.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.M. Schuiling, rechter, in aanwezigheid van
A. Hoekstra, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
griffier rechter
buiten staat
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.