ECLI:NL:RBDHA:2023:12060

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 augustus 2023
Publicatiedatum
14 augustus 2023
Zaaknummer
NL22.17804
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Nigeriaanse eiser wegens onvoldoende geloofwaardig asielrelaas

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 14 augustus 2023, wordt het beroep van een Nigeriaanse eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. De eiser, geboren op een onbekende datum en met een V-nummer, had op 30 december 2020 een asielaanvraag ingediend, die op 10 augustus 2022 door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid als ongegrond werd afgewezen. De rechtbank heeft de zaak op 17 maart 2023 behandeld, waarbij de eiser, zijn gemachtigde, een tolk en de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig waren.

De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris de asielaanvraag terecht ongegrond heeft verklaard. De eiser had een incident beschreven dat plaatsvond in januari 2011, waarbij hij betrokken was bij een vechtpartij, wat leidde tot de dood van een jongen. De staatssecretaris achtte de verklaringen van de eiser over dit incident niet geloofwaardig, omdat deze tegenstrijdig en vaag waren. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris voldoende rekening heeft gehouden met het referentiekader van de eiser, die analfabeet is en moeite heeft met het benoemen van data.

De rechtbank stelt vast dat de eiser niet voldoende inzichtelijk heeft gemaakt wat er precies is gebeurd tijdens het incident en dat hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij daadwerkelijk wordt gezocht door de politie of de familie van de overleden jongen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, waardoor het bestreden besluit in stand blijft. De eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.17804

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser,

geboren op [datum],
van Nigeriaanse nationaliteit,
V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. A.M.I. Eleveld)
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: mr. D. Gökcan).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag van 30 december 2020. De staatssecretaris heeft deze asielaanvraag in het bestreden besluit van 10 augustus 2022 afgewezen als ongegrond.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 17 maart 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, een tolk en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het beroep aan de hand van de beroepsgronden van eiser. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het asielrelaas
3. Eiser legt aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag. In januari 2011 knoeide eiser tijdens een feest in een hal in Agbor per ongeluk drinken over een jongen die daar ook was. Hierdoor ontstond een vechtpartij tussen eiser en de jongen. Er verscheen een groep jongens die op zoek was naar de jongen met wie eiser ruzie had. De groep nam de jongen mee in een auto en eiser heeft van zijn vriend gehoord dat de jongen met een fles is gestoken, uit de auto is geduwd en is overleden. Op het moment dat de jongen door de groep werd meegenomen, vluchtte eiser naar Benin City. Eiser heeft in 2014 geprobeerd om terug te keren naar Agbor om zijn moeder te bezoeken, maar het was te onrustig door gevechten tussen stammen en dorpen. In 2015 heeft eiser Nigeria verlaten. Eiser vreest voor de politie en de familie van de jongen die naar hem op zoek zijn en hem verantwoordelijk houden voor de dood van de jongen.
Het bestreden besluit
4. Het asielrelaas van eiser bevat volgens de staatssecretaris de volgende relevante elementen:
  • identiteit, nationaliteit en herkomst;
  • incident tijdens feest in de hal en de daaruit voortvloeiende problemen.
4.1.
Het eerste element heeft de staatssecretaris geloofwaardig geacht, het tweede element niet. Over het tweede element stelt de staatssecretaris dat eiser op verschillende punten tegenstrijdige, wisselende, vage, summiere en oppervlakkige verklaringen heeft afgelegd. Hierdoor heeft eiser niet inzichtelijk gemaakt wat er tijdens het incident op het feest is gebeurd en wordt eiser niet gevolgd in zijn verklaring dat de politie en de familie van de overleden jongen naar hem op zoek zijn. Het geloofwaardig geachte element heeft volgens de staatssecretaris geen verband met één van de gronden van het Vluchtelingenverdrag en eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij een risico loopt op ernstige schade.
5. Eiser voert aan dat de staatssecretaris onvoldoende rekening heeft gehouden met zijn referentiekader: eiser is laag opgeleid, analfabeet en kan data niet goed benoemen. Daarnaast heeft eiser een beperkte woordenschat, is hij niet in staat te formuleren en verbanden te leggen en ontbreekt het tekstinzicht.
5.1.
Eisers betoog slaagt niet. De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris voldoende rekening heeft gehouden met eisers referentiekader. Uit het medisch advies van MediFirst volgt dat eiser analfabeet is, dat hij geen problemen heeft met het terughalen van gebeurtenissen, maar wel met het benoemen van data. Eiser heeft dit bevestigd. [1] Uit het rapport van nader gehoor volgt dat de staatssecretaris op verschillende momenten de verklaringen van eiser heeft samengevat om te controleren of hij eiser goed heeft begrepen. [2] Verder heeft de staatssecretaris in het voornemen het referentiekader van eiser geschetst en gesteld dat hem niet wordt tegengeworpen dat hij bepaalde data niet concreet kan benoemen. Dat laatste komt ook naar voren uit het voornemen en het besluit. In het bestreden besluit heeft de staatssecretaris ook kenbaar rekening gehouden met het referentiekader van eiser door onder meer te stellen dat van eiser geen zeer gedetailleerde verklaringen mogen worden verwacht. De beroepsgrond slaagt niet.
6. Eiser voert - samengevat weergegeven - aan dat de staatssecretaris zijn asielrelaas ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht. Eiser heeft niet wisselend, summier en vaag verklaard over het incident op het feest en de gebeurtenissen die hierna hebben plaatsgevonden. Verder heeft eiser inzichtelijk gemaakt waarom de politie en de familie van de overleden jongen naar hem op zoek zijn.
6.1.
De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris het asielrelaas van eiser niet ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht. De staatssecretaris heeft kunnen stellen dat eiser op verschillende punten tegenstrijdig, wisselend, vaag, summier en oppervlakkig heeft verklaard. Zo heeft de staatssecretaris mogen tegenwerpen dat eiser tegenstrijdig heeft verklaard over of hij heeft gezien dat de overleden jongen is gestoken en uit de auto is geduwd. Eiser verklaart: ‘
Het is zo dat die jongens kwamen en zij die jongen meenamen. Van het punt waar wij stonden is hij in de auto meegenomen. Ze reden een stukje. Ik weet niet wat er is gebeurd. Misschien dat ze hem vragen hebben gesteld. En op een gegeven moment werd die jongen uit de auto geduwd. En toen zagen wij dat hij met een fles was gestoken. En hij viel toen. [3] Weliswaar stelt eiser en erkent de staatssecretaris dat eiser de dubbele vraag die hieraan voorafging - gelet op zijn referentiekader - mogelijk niet goed heeft begrepen, maar de eenvoudige vraag: ‘
Heeft u zien gebeuren dat de auto stopte en de jongen uit de auto viel?’ heeft eiser ook bevestigend beantwoord. [4] De staatssecretaris heeft eiser vervolgens gevraagd hoe hij heeft kunnen zien dat de jongen uit de auto viel, waarna eiser heeft verklaard dat niet te hebben gezien. [5] Met de vraag die de staatssecretaris daarna stelt: ‘
Begrijp ik dan goed dat u, nadat de auto met deze jongen wegreed, u niet meer heeft gezien wat er is gebeurd?’ heeft de staatssecretaris weliswaar de ontstane verwarring weggenomen, maar dat betekent niet dat de tegenstrijdigheid in eisers verklaringen is weggenomen. [6] Voor de stelling van eiser dat hij door de verwarring die ontstaat door andere vragen ook de eenvoudige vragen niet meer begreep, ziet de rechtbank geen aanknopingspunten in het dossier. Dat geldt ook voor eisers stelling dat de tegenstrijdigheid (mogelijk) te wijten is aan de tolk. Uit het rapport van nader gehoor volgt weliswaar dat geen gebruik is gemaakt van een registertolk, maar de staatssecretaris heeft voldoende gemotiveerd waarom niet: er is voor de staatssecretaris geen registertolk Ika beschikbaar. [7] Verder zijn er geen aanwijzingen dat eiser en de tolk elkaar niet goed hebben begrepen of dat de tolk de Nederlandse taal niet goed beheerst. Voor en aan het eind van het nader gehoor verklaart eiser de tolk goed te hebben verstaan en begrepen. [8] Tot slot heeft de staatssecretaris kunnen stellen dat de verschillen in eisers verklaringen op dit punt dusdanig groot zijn, dat de correcties en aanvullingen niet hoeven te worden gevolgd. Dat betekent dat de staatssecretaris heeft kunnen stellen dat eiser onvoldoende inzichtelijk heeft gemaakt wat er op het feest is gebeurd. De staatssecretaris heeft hierbij van belang mogen achten dat eiser volgens zijn verklaring geen moeite heeft met het terughalen van gebeurtenissen die een grote impact op hem hebben gehad.
6.2.
Gelet hierop, heeft de staatssecretaris ook kunnen stellen dat eiser niet wordt gevolgd in zijn verklaring dat specifiek hij (als ooggetuige) wordt gezocht door de politie en de familie van de overleden jongen. Omdat eiser niet inzichtelijk heeft gemaakt wat er op het feest is gebeurd, heeft de staatssecretaris niet hoeven volgen dat eiser ruzie had met de overleden jongen en dat eiser daarom meer in de aandacht van de politie en de familie van de overleden jongen staat. Bovendien stelt de staatssecretaris niet ten onrechte dat eisers verklaring dat hij wordt gezocht alleen is gebaseerd op aannames en verklaringen van zijn vriend. Dat van eiser niet kan worden verlangd naar de politie te gaan met de vraag of hij wordt gezocht, zoals door eiser betoogt, doet aan deze omstandigheid niet af.
6.3.
Bovendien heeft de staatssecretaris niet ten onrechte gesteld dat eiser vaag en summier heeft verklaard over de overleden jongen en zijn familie en dat eiser niet inzichtelijk maakt hoe het kan dat ze elkaar niet kenden maar dat de familie wel naar hem op zoek is. De enkele stelling dat de familie van de overleden jongen heeft rondgevraagd en zo te weten is gekomen wie eiser is, heeft de staatssecretaris onvoldoende kunnen achten en eiser heeft deze stelling verder niet toegelicht. De staatssecretaris heeft kunnen stellen dat niet is gebleken dat de vrienden van de overleden jongen of andere omstanders eiser kenden en hem daarom hebben kunnen identificeren.
6.4.
De staatssecretaris heeft daarnaast - mede gelet op eisers verklaring dat hij geen moeite heeft om gebeurtenissen terug te halen die een grote impact op hem hebben gehad - kunnen tegenwerpen dat eiser wisselend heeft verklaard over de groep jongens die op het feest verscheen. Eerst verklaart eiser dat de groep binnen kwam tijdens de ruzie, iedereen sloeg en de overleden jongen meenam. [9] Later verklaart eiser dat de ruzie die binnen was ontstaan buiten verder ging, dat hij buiten was toen de groep verscheen en dat de groep meteen naar de overleden jongen toekwam, hem pakte en in de auto duwde. [10] Eisers toelichting dat de groep niet iedereen sloeg, maar alleen de mensen die in de weg stonden of tot rust maanden, neemt deze wisselingen in zijn verklaringen niet weg. Anders dan eiser betoogt, heeft de staatssecretaris op dit punt voldoende vragen gesteld.
6.5.
De staatssecretaris heeft eiser ook kunnen tegenwerpen dat hij oppervlakkig heeft verklaard over de groep jongens die op het feest verscheen. Weliswaar stelt de staatssecretaris dat van eiser geen gedetailleerde beschrijving van de groep kan worden verwacht, maar gelet op de impact van het incident heeft de staatssecretaris niet ten onrechte gesteld dat van eiser kan worden verwacht iets van de groep onthouden te hebben, anders dan dat het 4 à 5 mannen waren met waarschijnlijk normale kleding aan.
6.6.
De staatssecretaris heeft verder kunnen stellen dat eisers verklaringen over het contact met zijn vriend vaag en oppervlakkig zijn. De staatssecretaris heeft niet ten onrechte gesteld dat van eiser kan worden verwacht dat hij uitgebreider verklaart over het contact met zijn vriend, en dat hij aan zijn vriend zou vragen hoe die aan zijn informatie komt. De verklaring van eiser dat hij, gelet op zijn referentiekader, niet heeft doorgevraagd, heeft de staatssecretaris - gelet op de impact van de informatie die eiser van zijn vriend kreeg op het leven van eiser - onvoldoende kunnen achten. Anders dan eiser betoogt, werpt de staatssecretaris niet tegen dat eiser zelfstandig navraag had moeten doen naar het politieonderzoek.
6.7.
De staatssecretaris heeft eiser niet kunnen tegenwerpen dat het opvallend is dat de politie eiser niet heeft gevonden in Benin City. Eiser heeft gewezen op de grootte van de stad en de omstandigheid dat hij zich steeds verplaatste. De staatssecretaris heeft eiser tijdens het nader gehoor geen nadere vragen gesteld over zijn verhuizingen binnen Benin City. De staatssecretaris heeft daarom ten onrechte tegengeworpen dat eiser summier heeft verklaard over deze verplaatsingen. Dit en de tegenwerpingen die de staatssecretaris in het bestreden besluit heeft laten vallen doen echter geen afbreuk aan de integrale geloofwaardigheidsbeoordeling die de staatssecretaris heeft verricht en de uitkomst daarvan. De staatssecretaris heeft op basis van de overige tegenwerpingen op goede gronden kunnen stellen dat eiser het incident op het feest en de omstandigheid dat hij wordt gezocht door de politie en de familie van de jongen niet aannemelijk heeft gemaakt.
6.8.
De staatssecretaris heeft tot slot kunnen stellen dat de aanvulling van eiser in de correcties en aanvullingen dat hij van zijn vriend heeft gehoord dat er op zijn deur een brief van de politie is gevonden waarin staat dat eiser zich moet melden, niet bijdraagt aan de geloofwaardigheid van het tweede element. Eiser heeft de brief (of een foto daarvan) niet overgelegd en ook geen verdere omschrijving en toelichting gegeven. De staatssecretaris heeft eiser hierover daarom ook niet aanvullend hoeven horen.

Conclusie en gevolgen

7. Het voorgaande betekent dat de staatssecretaris de asielaanvraag van eiser terecht heeft afgewezen als ongegrond. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.A. Oudenaarden, rechter, in aanwezigheid van
A. Hoekstra, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.rapport van nader gehoor, pagina 3
2.rapport van nader gehoor, pagina’s 7, 11 en 14
3.rapport van nader gehoor, pagina 7
4.rapport van nader gehoor, pagina 7
5.rapport van nader gehoor, pagina 7
6.rapport van nader gehoor, pagina 7
7.rapport van nader gehoor, pagina 2
8.rapport van nader gehoor, pagina’s 2 en 18
9.rapport van nader gehoor, pagina 4 en 5
10.rapport van nader gehoor, pagina 6