ECLI:NL:RBDHA:2023:12053

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 juli 2023
Publicatiedatum
14 augustus 2023
Zaaknummer
NL23.11891
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Russische vreemdeling op basis van Dublinverordening en interstatelijk vertrouwensbeginsel

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 juli 2023 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Russische vreemdeling. De eiser had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, maar de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid weigerde deze aanvraag in behandeling te nemen, omdat Finland als verantwoordelijke lidstaat werd aangemerkt op basis van de Dublinverordening. De rechtbank heeft het beroep van de eiser ongegrond verklaard, omdat hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat Finland niet aan zijn internationale verplichtingen voldoet en dat er sprake is van een fundamenteel verschil in beschermingsbeleid tussen Nederland en Finland.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser in het bezit was van een geldig Schengenvisum type C, afgegeven door Finland, en dat Finland het verzoek om overname heeft aanvaard. De eiser voerde aan dat hij in Finland niet veilig zou zijn en dat hij vreest voor vervolging, maar de rechtbank oordeelde dat deze stellingen niet voldoende onderbouwd waren. De rechtbank benadrukte dat het aan de eiser is om aan te tonen dat er tekortkomingen zijn in het asiel- en opvangsysteem in Finland die een risico op onmenselijke behandeling met zich meebrengen.

De rechtbank concludeerde dat de eiser niet heeft aangetoond dat hij in Finland niet de bescherming zou krijgen die hij nodig heeft. De rechtbank heeft ook de persoonlijke omstandigheden van de eiser, zoals zijn medische toestand en zijn netwerk in Nederland, in overweging genomen, maar oordeelde dat deze omstandigheden niet voldoende waren om af te wijken van de overdracht aan Finland. De uitspraak is openbaar gemaakt op 28 juli 2023.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.11891
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. W.M. Blaauw), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. C.J. Ohrtmann).

Procesverloop

Bij besluit van 19 april 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat verweerder Finland verantwoordelijk acht voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep, samen met de zaak NL23.11892, op 9 mei 2023 op zitting aan de orde gesteld en verder behandeld op de zitting van 25 juli 2023. Eiser is daar verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen A.M. de Wit.
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Verweerder heeft het bestreden besluit gebaseerd op artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw); daarin is bepaald dat een asielaanvraag niet in behandeling wordt genomen indien op grond van Verordening (EU) nr. 604/2013 (Dublinverordening) is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. In dit geval heeft Nederland bij Finland een verzoek om overname gedaan. Finland heeft dit verzoek aanvaard.
Visum
2. Eiser voert aan dat de Finse autoriteiten Russen met een Schengenvisum type C (toerisme) weigeren aan de grens. Eiser verwijst naar de officiële website van de Finse grenswacht waarin de Finse autoriteiten dit bevestigen.1 Volgens eiser is dit in strijd met artikel 12 lid 2 van de Dublinverordening (Dvo). Eiser kon in Finland geen asiel aanvragen,
omdat hij het land niet in kon vanwege grenssluitingen voor mensen met een type C visum. Eiser is daarom naar Nederland gekomen en heeft hier vingerafdrukken afgegeven en asiel aangevraagd. Tevens is op dit moment, april 2023, de geldigheidsperiode van eisers visum verstreken, nu hij al meer dan 90 dagen in het Schengengebied verblijft.
3. De rechtbank stelt vast dat uit onderzoek uit EU-Vis is gebleken dat eiser in het bezit is gesteld van een Schengenvisum type C door de buitenlandse vertegenwoordiging van Finland in Rusland. Het visum van eiser is geldig van 27 augustus 2022 tot en met 26 augustus 2024. er was geen sprake van een nietigverklaring of intrekking van het visum volgens EU-vis. Eiser heeft in het aanmeldgehoor van 27 november 2022 zelf verklaard dat hij vanuit Rusland per vliegtuig via Armenië en Moldavië naar Nederland is gereisd, waarbij hij gebruik heeft gemaakt van het door de Finse autoriteiten verstrekte visum. Verweerder heeft het verzoek om overname daarom op juiste gronden gedaan, namelijk op grond van artikel 12, tweede lid, van de Dublinverordening. Finland was op basis van dit verzoek in staat zich te vergewissen van de geldigheid van het visum en Finland heeft op basis daarvan het claimverzoek geaccepteerd. De omstandigheid dat de Finse autoriteiten Russen met een Schengenvisum type C zouden weigeren aan de Finse grens is hierbij niet van
toepassing. Daarnaast staat onderaan de website waar eiser naar verwijst dat voor mensen die internationale bescherming nodig hebben een uitzondering is gemaakt op deze restrictie.
Interstatelijk vertrouwensbeginsel
4. Eiser voert verder aan dat ten aanzien van Finland niet van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Hij vreest dat hij in Finland niet in de procedure zal worden opgenomen. Mocht hij wel worden opgenomen in de procedure, dan vreest eiser dat hij zal worden teruggestuurd naar Rusland. Finland verleent om politieke redenen geen asiel aan Russische staatsburgers. Ook is eiser lid van de [naam] die bijeenkomsten organiseert tegen het Russische regime. Eiser is bij verschillende bijeenkomsten van deze organisatie geweest. Eiser is in Nederland zekerder van bescherming tegen Russische vervolging dan in Finland. Verder is bekend dat de Finse autoriteiten een slechte staat van dienst hebben wat betreft het verwerken van asielaanvragen en dat de Finse autoriteiten zijn bekritiseerd door mensenrechtenorganisaties. Ook is het bekend dat de Finse autoriteiten asielzoekers voor lange tijd vasthouden, wat een negatieve invloed zal hebben op eisers lichamelijke en geestelijke gezondheid.
5. Als uitgangspunt geldt dat verweerder ten opzichte van Finland mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel en dat Finland zijn internationale verplichtingen nakomt. Van dit uitgangspunt wordt slechts afgeweken indien eiser aannemelijk maakt dat het asiel- en opvangsysteem dusdanige tekortkomingen vertoont dat hij bij overdacht aan Finland een risico loopt op een behandeling die strijdig is met artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (Handvest) of artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Het ligt op de weg van eiser om aannemelijk te maken dat daar in Finland sprake van is.
6. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) heeft in de uitspraken van 6 juli 20221 uiteengezet wanneer een evident en fundamenteel verschil in beschermingsbeleid maat dat een vreemdeling niet mag worden overgedragen aan de
1. Zie de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 6 juli 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1862 en ECLI:NL:RVS:2022:1864.
verantwoordelijke lidstaat. kort gezegd komt het erop neer dat de vreemdeling concrete aanknopingspunten naar voren moet brengen waaruit blijkt dat 1) het door de autoriteiten gehanteerde beschermingsbeleid in de verantwoordelijke lidstaat evident en fundamenteel verschilt van het beleid dat door de Nederlandse autoriteiten wordt gevoerd en 2) dat de rechter in de verantwoordelijke lidstaat hem niet zal beschermen tegen dit beleid en refoulement.
7. In wat eiser aanvoert, ziet de rechtbank geen aanleiding voor het oordeel dat er niet van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Eiser heeft enkel gesteld dat er tekortkomingen zijn in de asielprocedure en de asielopvang in Finland, maar heeft dit niet afdoende onderbouwd. De stelling door een advocaat dat Finland bevooroordeeld is als het om Russen gaat, is daarvoor onvoldoende. Eiser heeft ook niet aannemelijk gemaakt dat sprake is van een fundamenteel verschil in beschermingsbeleid tussen Nederland en Finland. De enkele niet onderbouwde stelling van eiser dat Finland om politieke redenen geen asiel aan Russische staatsburgers verleent is daarvoor niet voldoende. Eiser heeft ook geen asielaanvraag in Finland ingediend en heeft er daarom geen eigen ervaring mee. Daarnaast heeft eiser ook geen concrete aanknopingspunten naar voren gebracht waaruit blijkt dat de Finse rechter hem niet zal beschermen tegen de toepassing van het gestelde Finse beleid, en in het verlengde daarvan, refoulement naar Rusland. De beroepsgrond slaagt niet.
Artikel 17 van de Dublinverordening
8. Eiser wil graag dat zijn asielaanvraag in Nederland wordt behandeld. Eiser dacht dat hij in Nederland veiliger zou zijn en meer kans zou maken op politiek asiel. Verder is hij ontwerpingenieur en kan hij zich met zijn specialiteit nuttig maken voor Nederland. Eiser heeft geen connectie met Finland. Hij spreekt de taal niet en hij kent daar niemand, terwijl hij al geruime tijd Nederlandse taalcursussen volgt en hier een netwerk aan het opbouwen is. Verder heeft eiser ernstige hartaandoeningen - aritmie en hoge bloeddruk. Het milde en warme klimaat van Nederland stelt eiser in staat om te herstellen.
9. Verweerder maakt terughoudend gebruik van de bevoegdheid om het verzoek om internationale bescherming te behandelen op grond van artikel 17 van de Dvo, als Nederland daar op grond van in de verordening neergelegde criteria niet toe is verplicht. Gezien de ruimte die verweerder heeft om de hardheidsclausule toe te passen, toetst de rechtbank deze beslissing van verweerder terughoudend. Verweerder heeft naar het oordeel van de rechtbank in redelijkheid kunnen beslissen dat geen sprake is van bijzondere individuele omstandigheden op grond waarvan zou moeten worden afgezien van de overdracht aan Finland. Dat eiser hier al in korte tijd een netwerk heeft opgebouwd en Nederlandse cursussen volgt, maakt niet dat zijn overdracht van een onevenredige hardheid getuigt. Eiser kan in Finland ook mensen leren kennen, werk zoeken en de taal leren. Eiser stelt verder dat hij last heeft van ernstige hartaandoeningen - aritmie en een hoge bloeddruk, maar eiser heeft dit niet onderbouwd met medische stukken. Ook is niet onderbouwd dat hij in Nederland herstelt door het milde en warme klimaat. Verweerder heeft in de genoemde omstandigheden, ook in samenhang gezien, in redelijkheid geen bijzondere individuele omstandigheden aanwezig hoeven achten die maken dat eiser zijn overdracht van een onevenredige hardheid getuigt.
Conclusie
10. Het beroep is ongegrond.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.J.M. Mol, rechter, in aanwezigheid van mr. M.A.W.M. Engels, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
28 juli 2023

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.