ECLI:NL:RBDHA:2023:12052
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag van Algerijnse eiser wegens onvoldoende bewijs van reëel risico op ernstige schade bij terugkeer naar Algerije
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van een Algerijnse eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser, geboren op 11 mei 1995, heeft op 11 maart 2022 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 15 februari 2023 is afgewezen als ongegrond. De rechtbank heeft de zaak op 27 juni 2023 behandeld, waarbij de gemachtigden van zowel eiser als verweerder aanwezig waren.
De rechtbank concludeert dat de verklaringen van eiser onvoldoende zijn om aan te nemen dat hij bij terugkeer naar Algerije een reëel risico op ernstige schade loopt. Eiser heeft aangevoerd dat hij slachtoffer is van huiselijk geweld door zijn vader en problemen heeft gehad met de politie vanwege de verkoop van goederen. De rechtbank oordeelt echter dat de gebeurtenissen met zijn vader lange tijd geleden hebben plaatsgevonden en dat er geen aanknopingspunten zijn dat eiser nog iets te vrezen heeft van zijn vader of de autoriteiten. De rechtbank wijst erop dat de verwijzing naar een Amnesty International rapport niet voldoende is om aan te nemen dat eiser geen bescherming kan krijgen van de Algerijnse autoriteiten.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat de afwijzing van de asielaanvraag in stand blijft. Eiser heeft geen recht op proceskostenvergoeding. Deze uitspraak is gedaan door mr. T.A. Oudenaarden, rechter, en is openbaar gemaakt op 14 augustus 2023.