Uitspraak
RECHTBANK Den Haag
1.De procedure
2.De feiten
De heer [eisende partij] is voorafgaande aan de detentie uitgebreid besproken in het kader van een beoordeling detentiegeschiktheid. De meegestuurde informatie van dhr. [Naam 1] en gedragsdeskundige consultaties waren daar in meegenomen.
Voor uw cliënt in detentie zonder voortzetting van de behandeling bij zijn ambulante therapeut betekent afglijden naar onherstelbare psychische schade, arbeidsongeschiktheid en gevaar voor suïcide.
In het laatste advies van 28-02-2023 is afgesproken met de zorgverleners dat als er een situatie dreigt dat de zorg niet meer geleverd kan worden (ook niet door het PPC) dat dan aan de bel getrokken wordt. Vooralsnog hebben we deze signalen niet ontvangen vanuit de PI.
Consultatie/intercollegiaal overleg met [de directeur] , directeur Zorg en Behandeling/Klinisch psycholoog, en [Hoofd Behandeling] , Hoofd Behandeling/Verpleegkundig Specialist gehad betreffende behandelverloop tot op heden en welke koers te varen. Op basis van de huidige bevindingen lijkt er bij dhr sprake te zijn van een diepgewortelde, negatieve kernovertuiging ('ik doe er niet toe'), voortkomend vanuit ingrijpende gebeurtenissen gedurende zijn vroege jeugd, in plaats van een meer 'afgebakende' PTSS, waarvoor de inzet van enkele EMDR-sessies naar alle waarschijnlijk niet afdoende zal zijn. Dhr. heeft ook aangegeven dat hij niet verwacht dat deze behandeling in de huidige setting zal werken. De inzet van schematherapie zou mogelijk wel geïndiceerd kunnen zijn (zoals imaginaire rescripting), maar hierbij kan vaak pas na langere tijd effect verwacht worden. Voor dhr. vormt dit te weinig perspectief, en zal dit voor zijn huidige detentie weinig verlichting bieden. Op dit moment lijkt daarom een verdere continuering van traumabehandeling geen nut te hebben. Dhr. kan zich hierin vinden.