ECLI:NL:RBDHA:2023:11966
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroep inzake machtiging tot voorlopig verblijf voor nareis
Op 10 augustus 2023 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak AWB 22/4342, waarin eiseres, een staatloze vreemdeling, in beroep ging tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor het doel 'nareis'. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 15 juni 2022 het bezwaar van eiseres tegen de afwijzing van haar mvv-aanvraag ongegrond verklaard. Eiseres had beoogd verblijf bij haar vader, die als referent fungeerde.
Tijdens de procedure heeft de gemachtigde van eiseres op 7 november 2022 laten weten zich aan de zaak te onttrekken. De rechtbank heeft vervolgens vastgesteld dat geen van de partijen gebruik heeft gemaakt van het recht om ter zitting te worden gehoord, waardoor het onderzoek ter zitting is achterwege gelaten. De rechtbank heeft ambtshalve onderzocht of eiseres nog belang had bij een inhoudelijke beoordeling van haar beroep.
De rechtbank constateerde dat de referent op 12 december 2019 een aanvraag voor een mvv ten behoeve van eiseres had ingediend, maar dat deze was afgewezen omdat eiseres niet onder het jongvolwassenenbeleid viel en er geen sprake was van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie. Eiseres had geen contact meer kunnen krijgen met haar referent en de staatssecretaris had ook geen informatie over de verblijfplaats van eiseres of haar referent.
Gelet op de jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, concludeerde de rechtbank dat eiseres kennelijk geen prijs meer stelde op een inhoudelijke beoordeling van haar beroep. Daarom werd het beroep niet-ontvankelijk verklaard. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er kan binnen vier weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.