ECLI:NL:RBDHA:2023:11937

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 mei 2023
Publicatiedatum
10 augustus 2023
Zaaknummer
C-09-645069-HA ZA 23-284
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Verstek
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Internationale bevoegdheid en toepasselijk recht in een geschil over onbetaalde goederen

In deze bodemzaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag, is op 3 mei 2023 een verstekvonnis uitgesproken in een geschil tussen Pinas B.V. en Fuente Componentes SRL. De eiseres, Pinas B.V., gevestigd te Zoetermeer, heeft de gedaagde, Fuente Componentes SRL uit Roemenië, aangeklaagd wegens het niet betalen van geleverde goederen. De procedure begon met een dagvaarding op 11 januari 2023, waarna de gedaagde niet is verschenen op de rolzitting van 5 april 2023, wat leidde tot het verlenen van verstek.

De rechtbank heeft de internationale bevoegdheid beoordeeld aan de hand van de Brussel I bis-verordening, waarbij werd vastgesteld dat de rechter van de lidstaat waar de gedaagde woonplaats heeft, bevoegd is. In dit geval is de internationale bevoegdheid ontleend aan een forumkeuzebeding in de algemene voorwaarden van de eiseres, die door de gedaagde is aanvaard. Tevens is het toepasselijk recht beoordeeld aan de hand van de Rome I verordening, waarbij is vastgesteld dat Nederlands recht van toepassing is.

De rechtbank heeft de gevorderde hoofdsom van € 1.196.370 met contractuele rente toegewezen, evenals een bedrag van € 6.775 aan buitengerechtelijke kosten. De rechtbank heeft echter de buitengerechtelijke kosten gematigd tot het forfaitaire tarief van € 6.775, omdat het gevorderde bedrag van € 179.455,50 onredelijk hoog werd bevonden. De gedaagde is veroordeeld in de proceskosten, die tot op heden zijn begroot op € 12.870,02, vermeerderd met nakosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders gevorderde is afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK Den Haag

Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/09/645069/ HA ZA 23-284
Vonnis van 3 mei 2023
in de zaak van
PINAS B.V. te Zoetermeer,
eiseres,
advocaat mr. H. Eijer te Zoetermeer,
tegen
de vennootschap naar buitenlands recht
FUENTE COMPONENTES SRLte Bucuresti, Roemenië,
gedaagde,
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 11 januari 2023, tegen de eerste rolzitting van 29 maart 2023, met producties 1 tot en met 8;
  • het ter rolzitting van 5 april 2023 tegen gedaagde verleende verstek.
1.2.
Ten slotte is een datum voor vonnis bepaald.

2.De beoordeling

2.1.
Voor de ingestelde vorderingen en de daartoe gestelde feiten verwijst de rechtbank, gelet op artikel 230 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, kortheidshalve naar de aan dit verstekvonnis gehechte en gewaarmerkte kopie van de dagvaarding.
Internationale bevoegdheid en toe te passen recht
2.2.
De rechtbank moet haar internationale bevoegdheid beoordelen aan de hand van de Brussel I bis-verordening [1] nu sprake is van een rechtsverhouding met internationale aspecten, de hoofdvordering is ingesteld na 10 januari 2015 en de zaak valt binnen het materieel toepassingsgebied van deze verordening. Ingevolge artikel 4 Brussel I bis neergelegde hoofdregel is de rechter van de lidstaat waar de gedaagde woonplaats heeft, in dit geval Roemenië, bevoegd. Daarnaast biedt Brussel I bis een aantal alternatieve bevoegdheidsgronden, waaronder een forumkeuze (artikel 25 Brussel I bis).
2.3.
In dit geval kan de rechtbank internationale bevoegdheid ontlenen aan het forumkeuzebeding in de door eiseres gehanteerde algemene voorwaarden, waarvan de toepasselijkheid door gedaagde uitdrukkelijk is aanvaard.
2.4.
Het toepasselijk recht moet worden beoordeeld aan de hand van de Rome I verordening. [2] Omdat in de algemene voorwaarden een rechtskeuze voor Nederlands recht is opgenomen, is ingevolge artikel 3 lid 1 Rome I in deze zaak Nederlands recht van toepassing.
Inhoudelijke beoordeling
2.5.
De gevorderde hoofdsom met contractuele rente komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor. Dit komt voor toewijzing in aanmerking.
2.6.
Met betrekking tot het bedrag van € 179.455,50 aan buitengerechtelijke kosten (15% van de hoofdsom, zoals bepaald in de algemene voorwaarden) wordt het volgende overwogen.
2.7.
In dit geval is sprake van een incassobeding in een
business to business-relatie. De rechter kan de bedongen buitengerechtelijke kosten ook in zo’n geval ambtshalve matigen, indien de omvang van de bedongen kosten naar zijn oordeel niet als redelijk zijn aan te merken, waarbij als ondergrens geldt dat niet zal worden gematigd tot onder het bedrag aan buitengerechtelijke kosten dat, gelet op de tarieven volgens welke zodanige kosten aan de opdrachtgever gewoonlijk in rekening worden gebracht, jegens de wederpartij redelijk zijn. Bij de beoordeling van wat redelijk is, moet in beginsel aansluiting worden gezocht bij het forfaitaire tarief van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (Besluit BIK). Dat is in dit geval € 6.775.
2.8.
Een bedrag van € 179.455,50 aan buitengerechtelijke kosten in deze zaak over onbetaald gebleven facturen voor geleverde apparatuur komt de rechtbank onredelijk hoog voor. Niet gesteld of gebleken is dat de werkelijke kosten hoger zijn geweest dan genoemd forfaitair tarief en dat het redelijk was om buitengerechtelijke kosten te maken tot dat hogere bedrag. Daarom zal de rechtbank de buitengerechtelijke kosten matigen tot het forfaitaire tarief van € 6.775.
2.9.
Gedaagde zal, als de in het ongelijk gestelde partij, in de proceskosten worden veroordeeld. De proceskosten aan de zijde van eiseres worden tot op heden begroot op:
- dagvaarding € 104,02
- griffierecht € 8.519
- salaris advocaat
€ 4.247(1 punt × tarief VIII à € 4.247)
totaal € 12.870,02
2.10.
Onder de proceskosten vallen ook de nakosten. De nakosten worden begroot op het bedrag genoemd in het liquidatietarief civiel (per 1 februari 2023: € 173). In geval van betekening komen daar een extra bedrag aan salaris (per 1 februari 2023: € 90) en de explootkosten van betekening bij.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
veroordeelt gedaagde om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan eiseres te betalen een bedrag van € 1.196.370 aan hoofdsom, te vermeerderen met de contractuele rente van 2% per maand te rekenen vanaf de vervaldata van de respectievelijke facturen tot aan de dag der algehele voldoening;
3.2.
veroordeelt gedaagde om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan eiseres te betalen een bedrag van € 6.775 aan buitengerechtelijke kosten;
3.3.
veroordeelt gedaagde in de proceskosten, aan de zijde van eisende partij tot op heden begroot op € 12.870,02, aan tot op heden gemaakte kosten, vermeerderd met de nakosten als genoemd in 2.9.;
3.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
3.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Dondorp en in het openbaar uitgesproken op 3 mei 2023.
Type: 309/1554

Voetnoten

1.Verordening (EU) nr. 1215/2012 van het Europese Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (herschikking) (PbEU 2012, L 351/1)
2.Verordening (EG) nr. 593/2008 inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst.