ECLI:NL:RBDHA:2023:11930
Rechtbank Den Haag
- Vereenvoudigde behandeling
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep inzake aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf
In deze zaak heeft eiseres, een Syrische nationaliteit hebbende, op 18 juli 2022 een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) als familie- of gezinslid bij haar referent. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, als verweerder, heeft niet tijdig op deze aanvraag beslist. Eiseres heeft verweerder op 10 februari 2023 in gebreke gesteld en vervolgens op 8 maart 2023 beroep ingesteld tegen het uitblijven van een besluit. De rechtbank heeft eerder, op 15 mei 2023, het beroep van eiseres gegrond verklaard en verweerder opgedragen binnen twintig weken een besluit te nemen. Eiseres heeft op 5 juni 2023 opnieuw beroep ingesteld, ditmaal tegen het niet tijdig nemen van een besluit door verweerder.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit, zoals bepaald in artikel 6:2 van de Awb. Tevens is in artikel 6:12, tweede lid, van de Awb vastgesteld dat een beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is en twee weken zijn verstreken na ontvangst van een ingebrekestelling.
De rechtbank concludeert dat op het moment van indienen van het beroepschrift op 5 juni 2023, de termijn die aan verweerder was opgelegd nog niet was verstreken. Verweerder was derhalve nog niet in gebreke te beslissen op de aanvraag van eiseres. Hierdoor is niet voldaan aan de vereisten van artikel 6:12, tweede lid, van de Awb. Het beroep is daarom kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.