Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[naam] ,
[v-nummer]
[v-nummer]
[v-nummer]
[v-nummer]
[v-nummer]
[v-nummer]
Rechtbank Den Haag
In deze zaak hebben eisers, allen van Syrische nationaliteit, op 14 november 2022 een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) als familie- of gezinslid bij een referent. Na een periode van inactiviteit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, hebben eisers op 15 juni 2023 verweerder in gebreke gesteld. Verweerder bevestigde de ontvangst van de ingebrekestelling op 22 juni 2023. Vervolgens hebben eisers op 3 juli 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door verweerder. Verweerder diende op 17 juli 2023 een verweerschrift in.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat volgens artikel 6:2 van de Awb het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit. Tevens is in artikel 6:12, tweede lid, van de Awb bepaald dat een beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is en twee weken zijn verstreken na ontvangst van een schriftelijke ingebrekestelling.
De rechtbank constateert dat eisers verweerder rechtsgeldig in gebreke hebben gesteld en dat het beroepschrift prematuur is ingediend, aangezien de termijn van artikel 6:12, tweede lid, nog niet was verstreken. Hierdoor is het beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. C.H. de Groot, rechter, en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.