ECLI:NL:RBDHA:2023:11909

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 augustus 2023
Publicatiedatum
10 augustus 2023
Zaaknummer
NL23.17406
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet in behandeling nemen asielaanvraag op grond van Dublinverordening

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 3 augustus 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid om de asielaanvraag van eiser niet in behandeling te nemen. Dit besluit was gebaseerd op de stelling dat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, maar is niet verschenen op de zitting. De rechtbank heeft de zaak behandeld in Middelburg, waar de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig was.

De rechtbank heeft vastgesteld dat Duitsland in beginsel verantwoordelijk is voor de behandeling van het asielverzoek. De kern van het geschil was of de staatssecretaris in redelijkheid heeft kunnen besluiten om de asielaanvraag niet onverplicht in behandeling te nemen, zoals toegestaan onder artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening. De rechtbank heeft geoordeeld dat de staatssecretaris terughoudend gebruik heeft gemaakt van zijn bevoegdheid en dat er geen bijzondere, individuele omstandigheden zijn die zouden rechtvaardigen dat de asielaanvraag niet naar Duitsland wordt overgedragen.

Eiser heeft psychische problemen aangevoerd en gesteld dat zijn oom een cruciale rol speelt in de behandeling daarvan. Echter, de rechtbank oordeelde dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat er in Duitsland geen vergelijkbare behandeling beschikbaar is. De rechtbank concludeert dat de overdracht naar Duitsland niet getuigt van onevenredige hardheid en verklaart het beroep ongegrond. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen één week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.17406
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. F. Boone),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. H.J. Metselaar).

Procesverloop

Bij besluit van 13 juni 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen op de grond dat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 3 augustus 2023 op zitting te Breda behandeld. Eiser is, met bericht vooraf, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. Vaststaat dat Duitsland in beginsel verantwoordelijk is voor de behandeling van het asielverzoek van eiser. In geschil is of verweerder in redelijkheid het standpunt heeft kunnen innemen om de asielaanvraag van eiser niet onverplicht in behandeling te nemen op grond van artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening. [1]
2. Verweerder maakt terughoudend gebruik van zijn bevoegdheid om een verzoek om internationale bescherming onverplicht in behandeling te nemen. De rechtbank volgt verweerder daarin. Gelet op de beslissingsruimte die verweerder hierin heeft, toetst de rechtbank deze beslissing van verweerder terughoudend.
3. De rechtbank is van oordeel dat verweerder in redelijkheid heeft kunnen beslissen dat in dit geval geen sprake is van bijzondere, individuele omstandigheden op grond waarvan zou moeten worden afgezien van overdracht aan Duitsland. Eiser heeft gesteld dat hij psychische problemen heeft. Eiser heeft gesteld maar niet aannemelijk gemaakt dat zijn oom een cruciale rol speelt bij de behandeling daarvan. Daarnaast is niet gebleken dat er in Duitsland geen vergelijkbare behandeling voor eiser voorhanden is. Verweerder heeft op basis van de feiten en omstandigheden zoals door eiser zijn aangevoerd, mogen aannemen dat overdracht van eiser naar Duitsland niet getuigt van onevenredige hardheid.
4. Het beroep is ongegrond.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 3 augustus 2023 door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr. S.D.C.J. Verheezen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.

Voetnoten

1.Verordening (EU) nr. 604/2013.