ECLI:NL:RBDHA:2023:11899
Rechtbank Den Haag
- Vereenvoudigde behandeling
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de asielaanvraag van een Eritrese eiser in het kader van de Dublinverordening
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van een Eritrese eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De eiser, geboren op 3 juli 1995, heeft zijn aanvraag ingediend op 4 november 2022, maar de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag niet in behandeling genomen op basis van de Dublinverordening, omdat Frankrijk verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. De rechtbank doet uitspraak zonder zitting, op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank overweegt dat de Staatssecretaris terecht heeft vastgesteld dat Frankrijk verantwoordelijk is voor de asielaanvraag, aangezien Frankrijk eerder een visum aan de eiser heeft verleend. De eiser betwist deze verantwoordelijkheid door te stellen dat hij nooit in Frankrijk is geweest en geen visum heeft aangevraagd. Echter, de rechtbank wijst erop dat uit het EU-Vis resultaat blijkt dat Frankrijk inderdaad een visum heeft afgegeven, dat nog niet langer dan zes maanden verlopen was ten tijde van de asielaanvraag.
De rechtbank concludeert dat de Staatssecretaris zich terecht op het interstatelijk vertrouwensbeginsel heeft beroepen, wat inhoudt dat lidstaten erop mogen vertrouwen dat andere lidstaten de internationale verplichtingen nakomen. De eiser heeft niet voldoende bewijs geleverd dat dit in zijn geval niet zou gelden. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt dat de aanvraag terecht buiten behandeling is gesteld. De eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.