ECLI:NL:RBDHA:2023:11896
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens termijnoverschrijding in bestuursrechtelijke procedure
Op 2 februari 2023 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen eiser en het college van burgemeester en wethouders van Den Haag. Eiser had beroep ingesteld tegen de beslissing op bezwaar van 13 december 2021, waarbij het verzoek om handhaving ten aanzien van een pand aan de Fahrenheitstraat 398 was afgewezen. De rechtbank oordeelde dat het beroep niet-ontvankelijk was omdat het beroepschrift te laat was ingediend. De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken en begint op de dag na verzending van het besluit. In dit geval was het beroepschrift pas op 21 februari 2022 ontvangen, terwijl de termijn op 24 januari 2022 was verstreken.
Eiser voerde aan dat hij het bestreden besluit niet had ontvangen vanwege een onjuist dossiernummer dat was vermeld bij de toezending. De rechtbank oordeelde echter dat het bestreden besluit op de juiste wijze was verzonden naar het e-mailadres van de gemachtigde van eiser. De rechtbank concludeerde dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar was, omdat van een professionele gemachtigde verwacht mag worden dat hij zijn e-mail regelmatig controleert. De rechtbank verwierp ook de argumenten van eiser over de telefonische mededeling van verweerder en de gebrekkige communicatie, en stelde vast dat er geen omstandigheden waren die de termijnoverschrijding verschoonbaar maakten.
De rechtbank verklaarde het beroep niet-ontvankelijk en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid om verzet aan te tekenen binnen zes weken na verzending van de uitspraak.