Uitspraak
Rechtbank DEN Haag
Stichting [verzoekster], te [vestigingsplaats], verzoekster
het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder
Procesverloop
22 december 2022 verwijderd is.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 4 mei 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekster, een stichting, had op 23 december 2022 een verzoek ingediend in het kader van een beroep tegen het niet tijdig beslissen op haar handhavingsverzoek met betrekking tot de plaatsing van een digitale reclamezuil, ook wel bekend als een Mobilier Urbain à Publicité Illuminé (MUPI). De voorzieningenrechter werd verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, maar op 16 januari 2023 werd door verweerder, het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, meegedeeld dat de MUPI reeds op 22 december 2022 was verwijderd.
Nadat verzoekster op 22 januari 2023 het verzoek om voorlopige voorziening had ingetrokken, vroeg zij de voorzieningenrechter om verweerder te veroordelen in de proceskosten. De voorzieningenrechter overwoog dat, volgens artikel 8:84 van de Algemene wet bestuursrecht, een proceskostenveroordeling alleen mogelijk is als het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de verzoeker. In dit geval was er echter geen sprake van een spoedeisend belang op het moment van indienen van het verzoek, omdat de MUPI al verwijderd was. Daarom werd het verzoek om proceskostenveroordeling afgewezen.
De voorzieningenrechter, mr. C.J. Waterbolk, heeft in het openbaar uitspraak gedaan en de beslissing is op dezelfde dag aan de partijen verzonden. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.