ECLI:NL:RBDHA:2023:1189

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 februari 2023
Publicatiedatum
7 februari 2023
Zaaknummer
NL23.1507
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrond beroep tegen maatregel van bewaring van Libanese asielzoeker

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 1 februari 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een maatregel van bewaring die aan eiser, een Libanese asielzoeker, was opgelegd. De maatregel was gebaseerd op artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser had op 17 januari 2023 een besluit ontvangen waarin de maatregel van bewaring werd opgelegd, omdat er een risico bestond dat hij zich aan het toezicht zou onttrekken en de voorbereiding van zijn vertrek of uitzettingsprocedure zou beletten. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, dat tevens als verzoek om schadevergoeding werd aangemerkt. Na een schriftelijke afdoening en indiening van de gronden van het beroep, heeft de rechtbank het onderzoek op 30 januari 2023 gesloten.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser zonder de vereiste documenten naar Nederland is gekomen en dat zijn asielaanvraag eerder ongegrond was verklaard. Eiser betwistte de zware gronden die aan de maatregel ten grondslag lagen, maar de rechtbank oordeelde dat deze gronden feitelijk juist waren. De rechtbank concludeerde dat de maatregel van bewaring terecht was opgelegd en dat het beroep ongegrond was. Het verzoek om schadevergoeding werd eveneens afgewezen. De uitspraak werd gedaan door rechter E.J. Govaers en is openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.1507

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser,

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. R.E. Temmen),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,

(gemachtigde: mr. K. Nuninga).

Procesverloop

Bij besluit van 17 januari 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
Eiser heeft zich desgevraagd op 18 januari 2023 akkoord verklaard met schriftelijke afdoening. Op 20 januari 2023 heeft eiser de gronden van het beroep ingediend.
Verweerder heeft op 24 januari 2023 een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft op 30 januari 2023 het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] en de Libanese nationaliteit te hebben.
Maatregel van bewaring
2. In de maatregel van bewaring heeft verweerder overwogen dat de openbare orde de maatregel vordert, omdat het risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken en eiser de voorbereiding van het vertrek of de uitzettingsprocedure ontwijkt of belemmert. Als zware gronden [1] staat in de maatregel vermeld dat eiser:
  • 3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
  • 3c. eerder een visum, besluit, kennisgeving of aanzegging heeft ontvangen waaruit de plicht Nederland te verlaten blijkt en hij daaraan niet uit eigen beweging binnen de daarin besloten of gestelde termijn gevolg heeft gegeven;
  • 3i. te kennen heeft gegeven dat hij geen gevolg zal geven aan zijn verplichting tot terugkeer;
En als lichte gronden [2] staat in de maatregel vermeld dat eiser:
  • 4a. zich niet aan een of meer andere voor hem geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 van het Vb heeft gehouden;
  • 4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
  • 4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
3. Eiser betwist in beroep alle zware en lichte gronden. Ten aanzien van de zware grond 3a voert hij aan dat hij naar Nederland is gevlucht en hier een asielaanvraag heeft ingediend. Vanwege zijn vluchtsituatie en de omstandigheid dat zijn paspoort is gestolen kan hem deze zware grond niet worden tegengeworpen, aldus eiser. Verder voert eiser aan dat zware grond 3c dient te vervallen, omdat hij in hoger beroep is gegaan tegen de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 31 oktober 2022. Hij heeft verder geen bericht gehad om het AZC [3] of Nederland te verlaten, omdat er nog een procedure aanhangig is bij de Afdeling. [4]
4. De rechtbank stelt vast dat de zware gronden 3a en 3c feitelijk juist zijn en daarom terecht aan de maatregel ten grondslag zijn gelegd. In de maatregel van bewaring is immers terecht overwogen dat eiser zonder vereiste documenten naar Nederland is gekomen. Verder is niet in geschil dat eisers asielaanvraag bij besluit van 4 augustus 2022 is afgewezen als ongegrond en daarbij een terugkeerbesluit is genomen. Dat eiser in hoger beroep is gegaan tegen de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats en hij geen aanzegging heeft gekregen om het AZC te verlaten, betekent niet dat deze zware grond niet feitelijk juist is. Deze zware gronden tezamen zijn voldoende om de maatregel van bewaring te kunnen dragen. De tegen de zware grond 3i en de lichte gronden 4a, 4c en 4d gerichte beroepsgronden behoeven dan ook geen bespreking.
Ambtshalve toets [5]
5. Tot slot leidt de ambtshalve toetsing niet tot het oordeel dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek op enig moment onrechtmatig was.
Conclusie
6. De maatregel van bewaring is terecht aan eiser opgelegd. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond; en
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.J. Govaers, rechter, in aanwezigheid van R. Ben Sellam, griffier, en openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Artikel 5.1b, vierde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb).
2.Artikel 5.1b, vierde lid, van het Vb.
3.Asielzoekerscentrum.
4.De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
5.HvJEU 8 november 2022, ECLI:EU:C:2022:858.