ECLI:NL:RBDHA:2023:11885

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 maart 2023
Publicatiedatum
9 augustus 2023
Zaaknummer
SGR 22/1813
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om ontheffing van de opleidingseisen in het kader van het gelijkheidsbeginsel

In deze zaak heeft het Leids Universitair Medisch Centrum (LUMC) een verzoek ingediend om ontheffing van de opleidingseisen voor mevrouw [naam 1]. De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heeft dit verzoek afgewezen, omdat mevrouw [naam 1] niet de relevante kennis van anatomie en fysiologie van dieren zou hebben opgedaan tijdens haar opleiding. De rechtbank heeft op 9 maart 2023 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij het beroep van eiseres gegrond werd verklaard. De rechtbank oordeelde dat de verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom geen sprake zou zijn van een geslaagd beroep op het gelijkheidsbeginsel. Eiseres heeft aangevoerd dat in vergelijkbare gevallen ontheffingen zijn verleend, maar de verweerder heeft dit niet adequaat weerlegd. De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd en verweerder opgedragen om binnen tien weken een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van eiseres, met inachtneming van de uitspraak. De rechtbank heeft geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/1813

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 maart 2023 in de zaak tussen

Leids Universitair Medisch Centrum LUMC, uit Leiden, eiseres,

en

de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder

(gemachtigde: mr. J.S. Geurtjens)

Procesverloop

Bij besluit van 2 november 2021 (primair besluit) heeft verweerder het verzoek van eiseres om ontheffing van de opleidingseisen [1] ten behoeve van mevrouw [naam 1], afgewezen.
In het besluit van 4 februari 2022 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Eiseres heeft aanvullende stukken overgelegd. Verweerder heeft hierop gereageerd.
De rechtbank heeft het beroep op 15 februari 2023 op zitting behandeld. Namens eiseres zijn verschenen: [naam 2], [naam 3] en mr. [naam 4]. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, vergezeld door [naam 5] en
[naam 6].

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1.
Eiseres heeft verzocht om een ontheffing te verlenen van de opleidingseisen ten behoeve van mevrouw [naam 1].
Wat heeft verweerder besloten?
2. Verweerder heeft dit ontheffingsverzoek afgewezen. [2] Bij het bestreden besluit heeft verweerder het primaire besluit gehandhaafd, omdat mevrouw [naam 1] gedurende haar opleiding niet de relevante kennis van anatomie en fysiologie van dieren heeft opgedaan. Er is daarom geen sprake van een master in een relevante studierichting. Ook beschikt zij niet over een vergelijkbaar deskundigheids- en bekwaamheidsniveau. Dit kan niet worden gerepareerd via zelfstudie en het succesvol afronden van een eindtoets, omdat geen sprake is van een beperkte kennis op wetenschappelijk niveau. Een vrijstelling [3] kan daarom niet worden verleend. Daarnaast is zo’n traject niet vergelijkbaar met een wetenschappelijke opleiding en vorming op dit kennisterrein. Daarom kan zij ook niet onder toezicht werken. [4] Van schending van het gelijkheidsbeginsel is niet gebleken. Dit heeft eiseres onvoldoende geconcretiseerd.
3. Eiseres is het niet met verweerder eens. Eiseres betwist dat mevrouw [naam 1] niet over een vergelijkbaar deskundigheids- en bekwaamheidsniveau beschikt. De beperkte kennis op het gebied van anatomie en fysiologie is gerepareerd door zelfstudie en een eindtoets. Er is door een bevoegd examinator van de masteropleiding Biomedical Sciences een mondeling examen afgenomen, waaruit is gebleken dat mevrouw [naam 1] beschikt over voldoende kennis op het gebied van anatomie en fysiologie en voldoet aan artikel 5, derde lid, van de Regeling. Mevrouw [naam 1] zal na het behalen van haar PhD beschikken over de in artikel 2 van het Besluit vereiste studierichting die verband houdt met de te verrichten werkzaamheden. Zij heeft ook met succes bij eiseres de erkende cursus proefdierkunde gevolgd met de soort specifieke module muis en rat. Eiseres stelt voor dat mevrouw [naam 1] onder toezicht kan werken. Volgens eiseres is de verwijzing in het bestreden besluit naar artikel 8, eerste lid, van het Besluit een onjuiste toepassing van de regelgeving. Verder vindt zij dat de beschrijving van ‘een relevante master’ niet voldoende vast ligt. Dit vormt een onnodige beperking en heeft verregaande consequenties voor het aannemen van PhD-studenten die voornemens zijn te promoveren in de biomedische richting.
3.1.
Eiseres heeft aanvullende stukken overgelegd met een nadere toelichting op de wetenschappelijke achtergrond van mevrouw [naam 1]. Haar PhD onderzoek was gericht op leverkanker. Tijdens dit onderzoek heeft zij ook experimenten uitgevoerd met muizen. Daarnaast heeft zij tijdens haar PhD een aantal wetenschappelijke artikelen gepubliceerd.
Eiseres heeft haar stelling dat verweerder in strijd handelt met het gelijkheidsbeginsel nader onderbouwd. Ter onderbouwing van deze stelling heeft eiseres enkele voorbeelden genoemd.
4. Verweerder heeft een schriftelijke reactie gegeven op het aanvullende beroepschrift.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5. Niet in geschil is dat mevrouw [naam 1] haar opleiding in China heeft gevolgd. Zij heeft na haar Bachelor ‘Plant Science and Technology’ direct een PhD afgerond in de richting Biochemistry and Molecular Biology. Uit de vakkenlijst en haar cv volgt dat mevrouw [naam 1] geen relevante kennis van anatomie en fysiologie van dieren heeft opgedaan. Ook is niet in geschil dat mevrouw [naam 1] geen master heeft in een relevante studierichting.
Gelijkheidsbeginsel
6. Eiseres voert aan dat verweerder in strijd met het gelijkheidsbeginsel handelt, omdat verweerder ontheffingen heeft verleend in vergelijkbare gevallen waarin niet aan de maatstaf was voldaan van 7.5 ECTS anatomie en 7.5 ECTS fysiologie. Verweerder hanteert volgens eiseres geen eenduidig beleid. Ter onderbouwing van deze stelling heeft eiseres vijf concrete voorbeelden genoemd en ook verwezen naar vier zaaknummers van ontheffingen voor andere dierproefcentra.
6.1.
Verweerder stelt zich op het standpunt dat het gelijkheidsbeginsel niet is geschonden, omdat niet kan worden gesproken van gelijke gevallen.
6.2.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom geen sprake is van een geslaagd beroep op het gelijkheidsbeginsel. Verweerder is in zijn aanvullend verweer onvoldoende kenbaar ingegaan op de door eiseres aangedragen voorbeelden, waarbij in het geval van 2021/1600 (mevrouw Lu) is uitgegaan van een aanname. Ook op de zitting heeft verweerder de verschillen met de door eiseres genoemde gevallen niet inzichtelijk gemaakt. Verweerder heeft daarom het beroep op het gelijkheidsbeginsel niet deugdelijk gemotiveerd weerlegd.
7. De rechtbank verklaart het beroep vanwege dit motiveringsgebrek gegrond en vernietigt het bestreden besluit. De overige beroepsgronden kunnen daarom onbesproken blijven. De rechtbank ziet geen ruimte voor finale geschilbeslechting en draagt verweerder daarom op om opnieuw op het bezwaar van eiseres te beslissen met inachtneming van wat in deze uitspraak is overwogen.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt verweerder op binnen tien weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 365,- aan eiseres te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. van Nooijen, rechter, in aanwezigheid van
mr.J.R. van Veen, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 9 maart 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Zoals neergelegd in artikel 2, eerste lid, van het Dierproevenbesluit 2014 (het Besluit).
2.Op grond van artikel 2, vijfde lid, van het Besluit en artikel 5, eerste lid, van de Dierproevenregeling 2014 (de Regeling).
3.Als bedoeld in artikel 5, derde lid, van de Regeling.
4.Als bedoeld in artikel 8, derde lid, van het Besluit.