ECLI:NL:RBDHA:2023:11884

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 maart 2023
Publicatiedatum
9 augustus 2023
Zaaknummer
SGR 22/5298
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van procesbelang bij niet-ontvankelijk verklaring van bezwaar tegen evenementenvergunning

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag, gaat het om de beoordeling van een beroep tegen de niet-ontvankelijk verklaring van een bezwaar tegen een evenementenvergunning. De eiser, een inwoner van Oegstgeest, had bezwaar gemaakt tegen de verleende vergunning voor een kindervrijmarkt op 5 mei 2022. Het college van burgemeester en wethouders van Oegstgeest verklaarde het bezwaar van eiser op 21 juli 2022 niet-ontvankelijk, omdat het evenement inmiddels had plaatsgevonden. Eiser stelde dat de evenementenvergunning niet verleend had mogen worden en ging in beroep tegen deze beslissing.

De rechtbank heeft het beroep op 15 februari 2023 behandeld via een videoverbinding, waarbij de gemachtigden van de verweerders aanwezig waren, maar eiser zelf niet. De rechtbank overwoog dat, volgens vaste rechtspraak, er in beginsel geen procesbelang meer is bij een inhoudelijk oordeel over de evenementenvergunning, nu het evenement al had plaatsgevonden. Er kan echter een uitzondering worden gemaakt als er aannemelijk is dat soortgelijke evenementen in de toekomst zullen plaatsvinden, wat het belang van een inhoudelijk oordeel zou kunnen rechtvaardigen.

De rechtbank concludeerde dat eiser geen inhoudelijke argumenten had aangedragen die het procesbelang zouden onderbouwen. Aangezien het evenement al had plaatsgevonden, was de niet-ontvankelijk verklaring van het bezwaar door verweerder terecht. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 9 maart 2023 door rechter M. van Nooijen, in aanwezigheid van griffier J.R. van Veen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/5298

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 maart 2023 in de zaak tussen

[eiser], te [woonplaats], eiser

en

de burgemeester van Oegstgeest,

en

het college van burgemeester en wethouders van Oegstgeest, verweerders,

(gemachtigden: D.M.M. van der Zwet en mr. A. Kooij).

Procesverloop

Bij besluit van 26 april 2022 (het primaire besluit) hebben verweerders een evenementenvergunning verleend voor een kindervrijmarkt op 5 mei 2022 te Oegstgeest.
Bij besluit van 21 juli 2022 (het bestreden besluit) heeft het college het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op de zitting van 15 februari 2023 via een videoverbinding behandeld. Eiser heeft hieraan niet deelgenomen. De gemachtigden van verweerders wel.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1.
Eiser vindt dat de evenementenvergunning niet had mogen worden verleend.
2. Verweerder heeft het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard en stelt dat eiser niet kan worden aangemerkt als belanghebbende in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.1.
Verweerder heeft het bezwaar ook niet-ontvankelijk verklaard, omdat het evenement al heeft plaatsgevonden en eiser met zijn bezwaar niet meer kan bereiken wat hij wil.
Heeft eiser nog belang bij een beslissing op zijn beroep?
3. De rechtbank moet eerst beoordelen of eiser voldoende procesbelang heeft bij zijn beroep nu het evenement waarvoor een evenementenvergunning is verleend al heeft plaatsgevonden.
3.1.
De rechtbank overweegt dat uit vaste rechtspraak van de hoogste bestuursrechter [1] kan worden afgeleid dat in beginsel geen procesbelang meer is bij een inhoudelijk oordeel over de vraag of een evenementenvergunning had mogen worden verleend, als het evenement al heeft plaatsgevonden. Er kan een uitzondering worden gemaakt, als aannemelijk is dat nieuwe besluiten over soortgelijke situaties zullen volgen en het evenement dus bijvoorbeeld jaarlijks plaatsvindt. Het belang bij een inhoudelijk oordeel omtrent de rechtmatigheid van een verleende vergunning kan dan zijn gelegen in de omstandigheid dat het inhoudelijk oordeel kan worden betrokken bij eventuele toekomstige aanvragen voor een vergunning en de toetsing daarvan. Ook kan procesbelang bestaan indien de betrokkene stelt schade te hebben geleden ten gevolge van bestuurlijke besluitvorming. Daartoe is vereist dat tot op zekere hoogte aannemelijk wordt gemaakt dat deze schade daadwerkelijk hierdoor is geleden.
4. De rechtbank leest in de beroepsgronden van eiser geen inhoudelijke argumenten.
Nu het evenement al heeft plaatsgevonden, heeft verweerder eisers bezwaar terecht niet-ontvankelijk verklaard. Eiser heeft dit standpunt van verweerder niet weersproken. Het standpunt van verweerder dat het repeterend karakter van het evenement niet maakt dat altijd procesbelang aanwezig blijft, laat de rechtbank daarom onbesproken.
5. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. van Nooijen, rechter, in aanwezigheid van
mr. J.R. van Veen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 9 maart 2023.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 23 januari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:164.