ECLI:NL:RBDHA:2023:11881

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 mei 2023
Publicatiedatum
9 augustus 2023
Zaaknummer
SGR 22/5014
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vergoeding van fysiotherapiebehandelingen voor een gewezen militair met psychische en fysieke klachten

In deze zaak heeft eiser, een gewezen militair, beroep ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris van Defensie inzake de vergoeding van fysiotherapiebehandelingen. Eiser had een aanvraag ingediend voor vergoeding van fysiotherapie in verband met zijn fysieke en psychische klachten, waaronder PTSS. Het primaire besluit van 17 februari 2022 kende vergoeding toe voor maximaal twaalf behandelingen. Eiser was van mening dat dit aantal onvoldoende was en dat hij recht had op meer behandelingen. In het bestreden besluit van 6 juli 2022 werden de bezwaren van eiser ongegrond verklaard, wat leidde tot het indienen van beroep door eiser.

De rechtbank heeft de zaak op 31 januari 2023 behandeld. Eiser heeft zijn standpunt toegelicht, waarbij hij stelde dat de beslissing van verweerder onvoldoende gemotiveerd was. De rechtbank oordeelde dat verweerder niet had kunnen onderbouwen waarom slechts twaalf behandelingen waren vergoed en dat het bestreden besluit in strijd was met het motiveringsbeginsel. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en verweerder opgedragen om binnen twaalf weken een nieuw besluit te nemen, waarbij rekening gehouden moet worden met de uitspraak. Tevens is verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.674.

De rechtbank benadrukte dat verweerder onvoldoende inzicht had gegeven in de regelgeving en criteria die ten grondslag lagen aan de beslissing. Eiser had zowel psychische als fysieke klachten, en de rechtbank vond dat verweerder ten onrechte had aangenomen dat het verzoek alleen betrekking had op psychische klachten. De rechtbank concludeerde dat eiser recht had op een herbeoordeling van zijn aanvraag voor fysiotherapiebehandelingen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/5014

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 mei 2023 in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats] (Curaçao), eiser

(gemachtigde: mr. C. Pol),
en

de staatssecretaris van Defensie, verweerder

(gemachtigde: W.R.C. Adang)

Procesverloop

Bij besluit van 17 februari 2022 (het primaire besluit 1) heeft verweerder de aanvraag van eiser om vergoeding van fysiotherapiebehandelingen voor maximaal twaalf behandelingen toegekend.
Bij besluit van 6 juli 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de bezwaren van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Eiser heeft op 13 september 2022 aanvullende beroepsgronden ingediend.
Verweerder heeft een aanvullend verweerschrift ingediend. Hierop heeft eiser op 19 januari 2023 aanvullende beroepsgronden ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op de zitting van 31 januari 2023 via een beeldverbinding behandeld. Eiser heeft hieraan deelgenomen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiser was vanaf 30 november 1998 tot 1 januari 2021 in dienst bij het Ministerie van Defensie. Bij hem zijn in de loop der jaren fysieke en psychische klachten ontstaan. Het gaat om heup-, rug- en nekklachten, alsmede om PTSS [1] gerelateerde klachten.
1.1.
Eiser heeft door middel van een ‘aanvraagformulier in het kader van een voorziening’ van 11 november 2021 een verzoek ingediend om vergoeding van de kosten van twee keer per week fysiotherapiebehandeling in verband met deze klachten.
Wat heeft verweerder besloten?
2. Verweerder heeft bij het primaire besluit vergoeding voor maximaal twaalf fysiotherapiebehandelingen toegekend. In het bestreden besluit heeft verweerder zijn standpunt gehandhaafd. De verzekeringsarts, de heer F. Ronde bij het BMB [2] van verweerder, heeft op 4 juli 2022 een medisch commentaar uitgebracht. Hierin staat dat de verzekeringsarts in de door eiser overgelegde voortgangsrapportage van 25 juni 2022 van zijn behandelend fysiotherapeute mevrouw M. Lindeman geen aanleiding heeft gezien om een ander standpunt in te nemen ten aanzien van het aantal te vergoeden fysiotherapiebehandelingen. Verweerder sluit zich in het bestreden besluit aan bij dit medisch commentaar.
Wat vindt eiser in beroep?
3. Eiser vindt dat zijn klachten onvoldoende kunnen worden behandeld als hij één keer per week fysiotherapie vergoed krijgt. Het is onduidelijk in welk kader verweerder eisers verzoek heeft beoordeeld. In het primaire besluit worden zowel de Regeling [3] als de Voorzieningenregeling [4] genoemd, terwijl in het bestreden besluit alleen de Regeling wordt aangehaald. Eiser stelt zich primair op het standpunt dat hij voor zowel zijn lichamelijke als psychische klachten aanspraak maakt op vergoeding van zijn fysiotherapiebehandelingen op grond van de Regeling. Het criterium daarvoor is het overleggen van een verwijzend voorschrift. Aan dit criterium voldoet eiser, maar verweerder heeft dit criterium ten onrechte niet gehanteerd. Eiser stelt zich subsidiair op het standpunt dat hij voor zijn psychische klachten aanspraak maakt op vergoeding van zijn fysiotherapiebehandelingen op grond van de Voorzieningenregeling. Eiser heeft onderbouwd dat hiervoor een medische noodzaak bestaat, onder verwijzing naar twee verklaringen van zijn behandelend fysiotherapeute, van 6 en 30 september 2022. Eiser is het niet eens met het advies van de verzekeringsarts Ronde van 21 november 2022, omdat niet is toegelicht waarom niet in ieder geval 18 behandelingen zijn toegekend. Het bestreden besluit is daarom onvoldoende gemotiveerd. Eiser verzoekt de rechtbank om een onafhankelijke deskundige te benoemen.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. De rechtbank is van oordeel dat verweerder, onder verwijzing naar het hiervoor aangehaalde medisch commentaar, onvoldoende heeft gemotiveerd dat in de situatie van eiser kon worden volstaan met vergoeding voor maximaal twaalf fysiotherapiebehandelingen voor de psychische klachten van eiser, waarvoor dienstverband is aangenomen. Daarbij is het volgende van belang.
Welke regelgeving is van toepassing
Verweerder heeft op de zitting niet kunnen verduidelijken op grond van welke regelgeving en aan de hand van welk criterium is besloten dat in de situatie van eiser hiermee kon worden volstaan. Hoewel verweerder in zijn besluitvorming verwijst naar beide regelingen, heeft verweerder op de zitting het standpunt ingenomen dat het bestreden besluit is gebaseerd op artikel 3 van de Regeling en artikel 9 van de SZVK-polisvoorwaarden. Verweerder heeft daarbij toegelicht dat, nadat het verwijzend voorschrift is overgelegd, de verzekeringsarts aan de hand van het beleid van het BMB heeft beoordeeld hoeveel behandelingen van de fysiotherapeut medisch noodzakelijk zijn. In zijn medisch commentaar van 4 juli 2022 heeft de verzekeringsarts verweerder vervolgens geadviseerd dat de klachten van eiser kunnen worden verholpen door een geregistreerde psychosomatische fysiotherapeut binnen 9 tot 12 (en hooguit 18) behandelingen. Verweerder heeft op basis van dit medisch commentaar vergoeding voor maximaal twaalf fysiotherapiebehandelingen toegekend. Verweerder heeft verder toegelicht dat eiser niet in aanmerking komt voor vergoeding van 18 behandelingen, omdat de fysiotherapeute die eiser behandelt niet is geregistreerd als psychosomatische fysiotherapeut. Eiser voldoet hiermee niet aan de voorwaarden die zijn opgenomen in het beleid. Volgens verweerder moet de Voorzieningenregeling als een aanvulling worden gezien op de Regeling. Wat verweerder met de verwijzing naar de Voorzieningenregeling beoogt is niet inzichtelijk gemaakt.
Interne gedragslijn
Verweerder heeft ter zitting aangegeven dat het beleid van het BMB is gevolgd. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zijn verwijzing naar dit beleid, alsmede de inhoud ervan, niet inzichtelijk heeft gemaakt, omdat op de zitting is gebleken dat het beleid niet is gepubliceerd.
Verzoek ziet op psychische en fysieke klachten
Daarnaast is verweerder, zoals op zitting besproken, ten onrechte ervan uit gegaan dat eisers verzoek alleen ziet op vergoeding van de fysiotherapiebehandelingen voor zijn psychische klachten. Uit eisers verzoek blijkt immers dat eiser zowel een kruisje heeft aangevinkt bij psychische als lichamelijke klachten. Ook blijkt uit de toelichting van zijn fysiotherapeute van 8 november 2021 dat hij om vergoeding verzoekt van fysiotherapiebehandelingen voor zowel zijn psychische als zijn fysieke klachten.
Op de zitting heeft verweerder het standpunt ingenomen dat eiser in het geval de fysieke klachten wel zouden worden meegenomen in de beoordeling mogelijk in aanmerking komt voor vergoeding van 26 fysiotherapiebehandelingen. De rechtbank volgt verweerder gelet op wat hiervoor is overwogen niet in zijn standpunt dat daarvoor een apart verzoek nodig is.
5. Verweerder is er niet in geslaagd inzichtelijk te maken waarom 12 behandelingen zijn vergoed, wat volgens verweerder standaard wordt toegekend, en niet 18 of 26 behandelingen. Het bestreden besluit is daarom in strijd met het motiveringsbeginsel.
Conclusie
6. Het beroep is gegrond. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit. Wat eiser verder heeft aangevoerd behoeft daarom geen bespreking. De rechtbank ziet geen reden om de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten of zelf in de zaak te voorzien. Ook ziet de rechtbank geen aanleiding om een bestuurlijke lus toe te passen. Verweerder zal daarom een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van twaalf weken.
7. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.674 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 837 en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt verweerder op binnen twaalf weken na verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van eiser met inachtneming van deze uitspraak;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 184,- aan eiser te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.674,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.H. Smits, rechter, in aanwezigheid van
mr.J.R. van Veen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 24 mei 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage

Op grond van artikel 90, tweede lid, van het Amar [5] wordt bij ministeriële regeling de omvang van de geneeskundige zorg vastgesteld.
Op grond van artikel 91a van het Amar hebben de niet in werkelijke dienst verblijvende militair en de gewezen militair die lijden aan een ziekte of een gebrek, verband houdende met de uitoefening van de dienst, ten aanzien van die ziekte of dat gebrek naar bij ministeriële regeling te stellen regels en voorwaarden aanspraak op geneeskundige verzorging tot het op grond van artikel 90a, derde lid (bedoeld is artikel 90, tweede lid van het Amar) vastgestelde maximum.
Artikel 90, tweede lid, van het AMAR [6] is nader uitgewerkt in Regeling. De SZVK [7] geeft ten aanzien van actieve militairen uitvoering aan de Regeling op basis van de SZVK-polis. Verweerder heeft ter zitting toegelicht dat deze regelgeving naar analogie ook voor gewezen militairen analoog geldt.
In artikel 3 van de Regeling staat de omvang van de geneeskundige zorg van de militair alsmede de procedures met betrekking tot realisering van de aanspraak daarop zijn neergelegd in Algemene verzekeringsvoorwaarden SZVK 2022 – Basis Pakket en Uitgebreid Pakket.
In artikel 9 van de SZVK-polisvoorwaarden staat dat na overlegging van het verwijzend voorschrift de kosten van fysiotherapie worden vergoed.
Op grond van artikel 21 van het Besluit AO/IV [8] kan Onze Minister in aanvulling op de bij of krachtens de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten, de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en de Wet langdurige zorg gestelde regels, ten behoeve van de beroepsmilitair, de dienstplichtige, de reservist en de militair met een recht of uitzicht op pensioen krachtens dit besluit, die lijdt aan een ziekte of gebrek waarvoor in de zin van artikel 2, derde lid, verband met de uitoefening van de militaire dienst is aangenomen, nadere en zonodig afwijkende regels stellen op grond waarvan genoemde militairen dan wel gewezen militairen in aanmerking kunnen worden gebracht voor, naar het oordeel van Onze Minister, noodzakelijke voorzieningen tot behoud of herstel van de arbeidsgeschiktheid of die de arbeidsgeschiktheid bevorderen, voorzieningen ter verbetering van de levensomstandigheden en geneeskundige verstrekkingen. De door Onze Minister krachtens dit artikel te stellen regels mogen niet afwijken ten nadele van de belanghebbenden.
Op grond van artikel 3, aanhef en onder a, van het Besluit AO/IV wordt een voorziening als bedoeld in artikel 2 slechts verleend indien de verstrekking daarvan in verband met de aanwezige invaliditeit om medische dan wel sociaal-medische redenen aangewezen is.

Voetnoten

1.Post traumatisch stressstoornis.
2.Bureau Bijzondere Medische Beoordelingen.
3.Regeling ziektekostenverzekering militairen.
4.Voorzieningenregeling voor militaire oorlogs- en dienstslachtoffers.
5.Algemeen militair ambtenarenreglement.
6.Algemeen militair ambtenarenreglement.
7.Stichting Ziektekosten Verzekering Krijgsmacht.
8.Besluit aanvullende arbeidsongeschiktheids- en invaliditeitsvoorzieningen militairen (Besluit AO/IV).