Uitspraak
Rechtbank den haag
1.STICHTING GEESTELIJKE GEZONDHEIDSZORG OOST-BRABANTte Boekel,
1.De procedure
2.De feiten
- Het beëindigen van het overgangsrecht voor ggz-behandeling, waarmee de aanspraak op ggz-behandeling in de Wlz voor alle Wlz-cliënten met een grondslag psychische stoornis volledig ten laste komt van de Wlz, is in de afgelopen jaren meerdere keren uitgesteld.
- Het is echter wel in de wet vastgelegd dat de benodigde ggz-behandeling voor alle mensen die op grond van een psychische stoornis een Wlz-indicatie hebben vanuit de Wlz wordt gefinancierd. Daarmee is het beëindigen van het overgangsrecht nog altijd de koers die ik vaar. Wel constateer ik op basis van mijn eerdere verkenning dat ik meer informatie nodig heb om te beoordelen op welke wijze en op welke termijn dit te realiseren is en in hoeverre dit budgetneutraal uitgevoerd kan worden. De komende periode zal ik verdere acties in gang om hier meer helderheid over te krijgen.
- Het beëindigen van het overgangsrecht voor ggz-behandeling zorgt ervoor dat alle ggz-zorg voor mensen die op grond van een psychische stoornis toegang krijgen tot de Wlz vanuit één domein (de Wlz) wordt bekostigd. Dit kan de samenhang in de zorg ten goede komen. Ik heb de mogelijkheden verkend om het overgangsrecht met ingang van 1 januari 2024 te beëindigen. De NZa heeft daarover een uitvoeringstoets uitgebracht. De NZa acht invoering per 1 januari 2024 niet haalbaar, omdat het ontwikkelen en implementeren van de bekostigingssystematiek in de Wlz forse uitvoeringsconsequenties heeft. Ik heb daar eerder al de conclusie aan verbonden dat het overgangsrecht daarom langer van kracht moet blijven.
- Vanaf dit najaar zet ik de eerste acties in gang om het op termijn beëindigen van het overgangsrecht voor ggz-behandeling zorgvuldig voor te bereiden, zodat dit op een verantwoorde manier kan plaatsvinden. Voor het zomerreces van 2024 zal ik u opnieuw informeren over de voortgang.
3.Het geschil
primair:
meer subsidiair(eveneens onder instandhouding van de vorderingen onder 2 en 3) tot in ieder geval 31 december 2024 de mogelijkheid hebben om zonder voorafgaande goedkeuring van CZ te kiezen voor een modulair bekostigingsmodel.