1.2Artikel 8:83, derde lid, van de Awb bepaalt dat de voorzieningenrechter uitspraak kan doen zonder dat partijen worden uitgenodigd om op een zitting te verschijnen, indien hij kennelijk onbevoegd is of het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk, kennelijk ongegrond of kennelijk gegrond is.
2. De voorzieningenrechter ziet aanleiding om van deze bevoegdheid gebruik te maken.
3. De voorzieningenrechter treft op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb alleen een voorlopige voorziening als onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. Een voorlopige voorziening is in beginsel een tijdelijke maatregel, waardoor wordt voorkomen dat onomkeerbare gevolgen van een bestreden besluit zich voordoen alvorens in de hoofdzaak is beslist of dat besluit in stand kan blijven. De voorzieningenrechter kan daarbij de verwachtingen inzake de uitkomst van de hoofdzaak alsmede het gewicht van de betrokken belangen betrekken. Voorop staat echter dat een spoedeisend belang vereist dat onverwijld een voorziening wordt getroffen. Is dat spoedeisend belang er niet, dan mag van de verzoeker worden verlangd dat hij de bezwaarprocedure afwacht.
4. De in geding zijnde omgevingsvergunning ziet op het bouwen van nieuwe steigers op het perceel onder de Torenvlietbruggen. De te realiseren steiger aan de westzijde van de Torenvlietbrug is de steiger die gelegen is aan de zijde van verzoekster, die verhuurder is van het nabijgelegen pand.
5. Verzoekster voert aan dat zij een spoedeisend belang heeft, omdat met de bouwwerkzaamheden is begonnen. Ten behoeve van de aanleg van de steigers worden funderingspalen geplaatst, die niet zo eenvoudig te verwijderen zijn. Verzoekster maakt zich zorgen over de veiligheid van het vaarverkeer, omdat de vaarweg onder de brug versmald wordt met een steiger met een diepte van circa 3 meter. Om die reden moest verzoekster haar eigen steiger verwijderen. Verzoekster vraagt zich af of hier wel voldoende onderzoek naar is gedaan. Voorts vreest verzoekster sociale overlast, omdat met een vlonder onder een brug het aantrekkelijk is voor hangjongeren, drugshandelaren en andere louche figuren om daar ongezien hun gang te kunnen gaan. Niet alleen kan verzoekster straks de veiligheid van haar werknemers en cliënten niet meer garanderen, maar ook die van de gasten van het restaurant Limes aan den Rijn dat zij exploiteert op de begane grond van haar pand.
6. Vergunninghouder Boskalis heeft verklaard dat de bouwwerkzaamheden die vallen onder de in geding zijnde omgevingsvergunning van 4 november 2022, aangevangen zijn. Vergunninghouder en verweerder hebben aangegeven dat de te realiseren bouwwerkzaamheden welke vallen onder de omgevingsvergunning, niet onomkeerbaar zijn. Het kan het weliswaar veel werk zijn om de palen te verwijderen, maar het is feitelijk niet onmogelijk.
7. Op grond van de door verweerder en vergunninghouder verstrekte informatie, en gezien de inhoud van het dossier, is de voorzieningenrechter van oordeel dat geen sprake is van onverwijlde spoed die, gelet op de betrokken belangen, noopt tot het treffen van een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter acht het aannemelijk dat er geen sprake zal zijn van onomkeerbare gevolgen. Voorts acht de voorzieningenrechter het niet aannemelijk dat het bouwen van de steigers en het aanbrengen van de funderingspalen zulke verstrekkende gevolgen zullen hebben dat de behandeling van de bezwaarprocedure niet kan worden afgewacht. Daarbij neemt de voorzieningenrechter in aanmerking dat de (bezwaar)gronden die verzoekster aanvoert over de veiligheid van het vaarverkeer en de gevreesde overlast van bijvoorbeeld hangjongeren niet nader onderbouwd zijn, en dit ook geen belangen betreft die een rol spelen bij de beoordeling ex artikel 2.10 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
8. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.