ECLI:NL:RBDHA:2023:11845

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 augustus 2023
Publicatiedatum
9 augustus 2023
Zaaknummer
NL23.10399
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake asielaanvraag van Tadzjiekse eiser met zorgvuldigheids- en motiveringsgebrek

In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Den Haag, enkelvoudige kamer, wordt de asielaanvraag van een Tadzjiekse eiser behandeld. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft op 14 maart 2023 de asielaanvraag van eiser afgewezen als ongegrond. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij alleen zijn gemachtigde aanwezig was op de zitting op 27 juli 2023. De staatssecretaris was niet verschenen en had dit voorafgaand aan de zitting laten weten.

Eiser, geboren op [geboortedatum], heeft asiel aangevraagd op basis van de bewering dat hij is opgepakt, vastgehouden en mishandeld door de Tadzjiekse autoriteiten vanwege kritische uitlatingen over het regime van Tadzjikistan. De staatssecretaris achtte de identiteit en nationaliteit van eiser geloofwaardig, maar vond de beweringen over mishandeling ongeloofwaardig. Eiser heeft documenten overgelegd ter ondersteuning van zijn relaas, waaronder verklaringen van een organisatie en een brief van zijn echtgenote. De rechtbank constateert echter dat de staatssecretaris in zijn besluitvorming niet op de brief van de echtgenote is ingegaan, wat leidt tot een zorgvuldigheids- en motiveringsgebrek.

De rechtbank biedt de staatssecretaris de gelegenheid om het gebrek te herstellen, met een termijn van zes weken na publicatie van de tussenuitspraak. De staatssecretaris moet binnen twee weken meedelen of hij gebruik maakt van deze gelegenheid. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan tot de einduitspraak op het beroep, waarbij ook andere beroepsgronden en proceskosten nog niet zijn behandeld.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.10399 T

tussenuitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. H.A.C. Klein Hesselink),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.

(gemachtigde mr. C. Wentholt).

Procesverloop

Bij besluit van 14 maart 2023 (het bestreden besluit) heeft de staatssecretaris de asielaanvraag van eiser afgewezen als ongegrond.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 27 juli 2023 op zitting behandeld. Hieraan heeft alleen de gemachtigde van eiser deelgenomen. De staatssecretaris is niet verschenen en heeft dit voorafgaand aan de zitting laten weten.
Ter zitting is het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Eiser is geboren op [geboortedatum] en heeft de Tadzjiekse nationaliteit. Op 20 maart 2022 heeft hij asiel aangevraagd in Nederland. Hieraan heeft hij ten grondslag gelegd dat hij is opgepakt, vastgehouden en mishandeld door de Tadzjiekse autoriteiten naar aanleiding van kritische uitlatingen in Polen over het regime van Tadzjikistan. Nadat eisers vader hem heeft vrijgekocht is eiser opnieuw opgepakt, meegenomen en ondervraagd. Vervolgens is hij opnieuw met hulp van zijn vader vrijgelaten. Na deze tweede vrijlating heeft eiser het land verlaten.
2. Bij het bestreden besluit heeft de staatssecretaris eisers asielaanvraag afgewezen als ongegrond. De staatssecretaris acht de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser geloofwaardig. De staatssecretaris acht het echter ongeloofwaardig dat eiser is opgepakt, vastgehouden en mishandeld door de Tadzjiekse autoriteiten naar aanleiding van zijn kritische uitlatingen in Polen over het regime van Tadzjikistan.
Zorgvuldigheids- en motiveringsgebrek
3. Ter onderbouwing van zijn relaas heeft eiser onder meer twee verklaringen overgelegd van een organisatie genaamd ‘The Civil Committee for the protection of political hostages and prisoners of Tajikistan’, alsmede een brief van zijn echtgenote, voorzien van een Nederlandse vertaling. In het verweerschrift heeft de staatssecretaris zich op het standpunt gesteld dat deze documenten bij het bestreden besluit zijn betrokken, maar dat dit niet heeft geleid tot het door eiser gewenste resultaat. De rechtbank stelt echter vast dat verweerder in zijn besluitvorming niet op kenbare wijze is ingegaan op de brief van de echtgenote. Noch in het voornemen, noch in het bestreden besluit wordt deze brief besproken. Het bestreden besluit bevat daarom een zorgvuldigheidsgebrek en een motiveringsgebrek.
4. De rechtbank ziet aanleiding om de staatssecretaris in de gelegenheid te stellen het gebrek te herstellen met toepassing van artikel 8:51a van de Awb. Daarvoor moet de staatssecretaris de door eiser overgelegde brief van zijn echtgenote alsnog kenbaar bij zijn beoordeling van de aanvraag betrekken. Dat kan hetzij met een aanvullende motivering, hetzij, voor zover nodig, met een nieuw besluit, na of tegelijkertijd onder intrekking van het nu bestreden besluit. De rechtbank bepaalt de termijn waarbinnen de staatssecretaris het gebrek kan herstellen op zes weken na plaatsing van deze tussenuitspraak in het digitale dossier.
5. De staatssecretaris moet op grond van artikel 8:51b, eerste lid, van de Awb én om nodeloze vertraging te voorkomen zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen twee weken, meedelen aan de rechtbank of hij gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen. Als de staatssecretaris gebruik maakt van die gelegenheid, zal de rechtbank eiser in de gelegenheid stellen binnen vier weken te reageren op de herstelpoging van de staatssecretaris. In beginsel zal de rechtbank zonder tweede zitting uitspraak doen op het beroep, ook in de situatie dat de staatssecretaris de herstelmogelijkheid ongebruikt laat.
6. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep. Dat betekent ook dat zij over de overige beroepsgronden en over de proceskosten nu nog geen beslissing neemt.

Beslissing

De rechtbank:
 heropent het onderzoek;
 draagt de staatssecretaris op binnen twee weken de rechtbank mee te delen of hij gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen;
 stelt de staatssecretaris in de gelegenheid om binnen zes weken na plaatsing in het digitale dossier het gebrek te herstellen met inachtneming van de overwegingen en aanwijzingen in deze tussenuitspraak;
 houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W. Anker, rechter, in aanwezigheid van mr. N.M.L. van der Kammen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Tegen deze tussenuitspraak kan hoger beroep worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de (eventuele) einduitspraak in deze zaak.