Uitspraak
RECHTBANK Den Haag
1.De procedure
- de conclusie van antwoord, met productie;
- de op 12 april 2023 gehouden mondelinge behandeling, waarbij door beide partijen pleitnotities zijn overgelegd.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 21 april 2023 uitspraak gedaan in een kort geding waarin [eiser], thans verblijvende in het Justitieel Complex, een verzoek tot strafonderbreking heeft ingediend. [eiser] is onherroepelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf van elf jaar en drie maanden wegens het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet, met een ontnemingsmaatregel van € 2.960.102,--. Het verzoek tot strafonderbreking werd afgewezen door de Minister voor Rechtsbescherming, na negatief advies van het Openbaar Ministerie en de Vrijheden Commissie. De beroepscommissie van de RSJ heeft het beroep van [eiser] tegen deze afwijzing ongegrond verklaard.
In het kort geding vorderde [eiser] dat de Staat de executie van zijn gevangenisstraf zou beëindigen of hem strafonderbreking zou verlenen. [eiser] stelde dat de Staat onrechtmatig handelde en dat zijn verzoek om strafonderbreking niet correct was beoordeeld. De voorzieningenrechter oordeelde echter dat [eiser] niet ontvankelijk was in zijn vordering, omdat het gesloten stelsel van rechtsmiddelen in het civiele recht in de weg staat aan een nieuwe toetsing van de beslissing van de beroepscommissie van de RSJ. De voorzieningenrechter concludeerde dat de beroepscommissie de belangen van zowel [eiser] als de Staat had gewogen en dat de afwijzing van het verzoek tot strafonderbreking niet onredelijk of onbillijk was.
De voorzieningenrechter verklaarde [eiser] niet-ontvankelijk in zijn vordering en veroordeelde hem in de proceskosten, die op € 1.755,-- werden begroot. Dit vonnis is openbaar uitgesproken op 21 april 2023.