In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster, die een aanvraag heeft ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf als familie- of gezinslid bij haar dochter, G.M. Hasa. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag op 15 maart 2023 afgewezen, met de mededeling dat verzoekster haar bezwaar niet in Nederland mag afwachten. Verzoekster heeft hiertegen bezwaar gemaakt en verzocht om een voorlopige voorziening om uitzetting te voorkomen totdat op het bezwaar is beslist.
Op 17 juli 2023 heeft de staatssecretaris aangegeven dat hij zich niet verzet tegen de toewijzing van de voorlopige voorziening. Partijen hebben toestemming verleend om zonder zitting uitspraak te doen, waarna het onderzoek is gesloten. De voorzieningenrechter overweegt dat, hoewel de werking van het bestreden besluit niet wordt geschorst, er op dit moment geen geschil is over de uitzetting van verzoekster. Daarom wordt het verzoek om voorlopige voorziening toegewezen en wordt de staatssecretaris verboden verzoekster uit Nederland te verwijderen totdat op het bezwaar is beslist.
De voorzieningenrechter veroordeelt de staatssecretaris tot betaling van de proceskosten van verzoekster, vastgesteld op € 837,-, en bepaalt dat het griffierecht aan verzoekster moet worden terugbetaald. Deze uitspraak is gedaan door mr. P.J.M. Mol, in aanwezigheid van griffier mr. L.E. Mollerus, en is openbaar uitgesproken op 28 juli 2023.