ECLI:NL:RBDHA:2023:11782

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 juli 2023
Publicatiedatum
8 augustus 2023
Zaaknummer
NL23.7998
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in vreemdelingenrechtelijke zaak betreffende verblijf als familie- of gezinslid

In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster, die een aanvraag heeft ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf als familie- of gezinslid bij haar dochter, G.M. Hasa. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag op 15 maart 2023 afgewezen, met de mededeling dat verzoekster haar bezwaar niet in Nederland mag afwachten. Verzoekster heeft hiertegen bezwaar gemaakt en verzocht om een voorlopige voorziening om uitzetting te voorkomen totdat op het bezwaar is beslist.

Op 17 juli 2023 heeft de staatssecretaris aangegeven dat hij zich niet verzet tegen de toewijzing van de voorlopige voorziening. Partijen hebben toestemming verleend om zonder zitting uitspraak te doen, waarna het onderzoek is gesloten. De voorzieningenrechter overweegt dat, hoewel de werking van het bestreden besluit niet wordt geschorst, er op dit moment geen geschil is over de uitzetting van verzoekster. Daarom wordt het verzoek om voorlopige voorziening toegewezen en wordt de staatssecretaris verboden verzoekster uit Nederland te verwijderen totdat op het bezwaar is beslist.

De voorzieningenrechter veroordeelt de staatssecretaris tot betaling van de proceskosten van verzoekster, vastgesteld op € 837,-, en bepaalt dat het griffierecht aan verzoekster moet worden terugbetaald. Deze uitspraak is gedaan door mr. P.J.M. Mol, in aanwezigheid van griffier mr. L.E. Mollerus, en is openbaar uitgesproken op 28 juli 2023.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.7998
uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen [verzoekster], V-nummer: [V nummer] , verzoekster (gemachtigde: mr. J.P. Sanchez Montoto),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris.

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster tegen de afwijzing van de aanvraag van verzoekster om een machtiging tot voorlopig verblijf met als doel verblijf als familie- of gezinslid bij haar dochter, G.M. Hasa.
1.1.
De staatssecretaris heeft deze aanvraag met het besluit van 15 maart 2023 afgewezen. Daarbij is medegedeeld dat verzoekster haar bezwaar niet in Nederland mag afwachten.
1.2.
Verzoekster heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Zij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen de staatssecretaris te verbieden haar uit te zetten hangende de bezwaarprocedure.
1.3.
Bij brief van 17 juli 2023 heeft de staatssecretaris medegedeeld dat hij aanleiding ziet om verzoekster in bezwaar te horen en dat hij zich niet verzet tegen toewijzing van de gevraagde voorlopige voorziening.
1.4.
Partijen hebben toestemming verleend om zonder zitting uitspraak te doen. Nadien is het onderzoek gesloten.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. Ingevolge artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan – onder meer – indien voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank, tegen een besluit bezwaar is gemaakt, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
3. Bij brief van 17 juli 2023 heeft de staatssecretaris meegedeeld zich niet te verzetten tegen toewijzing van wat verzoekster in haar verzoekschrift heeft verzocht.
4. De voorzieningenrechter overweegt dat de werking van het bestreden besluit ingevolge artikel 6:16 van de Awb niet wordt geschorst, ook niet als tegen dat besluit bezwaar is gemaakt. Tevens overweegt de voorzieningenrechter dat de staatssecretaris op grond van de Awb noch de Vw zelf de bevoegdheid heeft de rechtsgevolgen van het bestreden besluit, met de aanzegging aan verzoekster Nederland te verlaten, op te schorten.
5. Nu tussen partijen niet langer in geschil is dat van uitzetting van verzoekster op dit moment moet worden afgezien, bestaat reeds daarom aanleiding om het verzoek om voorlopige voorziening toe te wijzen en uitzetting te verbieden tot vier weken nadat op het bezwaar is beslist.
6. De voorzieningenrechter ziet aanleiding de staatssecretaris te veroordelen in de proceskosten van verzoekster. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het bepaalde in het Besluit proceskosten bestuursrecht vast op € 837,- (1 punt voor het verzoekschrift, wegingsfactor 1, waarde per punt € 837,-).
7. Omdat het verzoek wordt toegewezen, moet de staatssecretaris het griffierecht aan verzoekster terugbetalen.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • wijst het verzoek om een voorlopige voorziening toe;
  • verbiedt de staatssecretaris verzoekster uit Nederland te verwijderen totdat op het bezwaar is beslist;
  • veroordeelt de staatssecretaris tot betaling van de proceskosten van € 837,- aan verzoekster;
  • bepaalt dat de staatssecretaris het griffierecht dat verzoekster heeft betaald, aan haar terugbetaalt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.J.M. Mol, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. L.E. Mollerus, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
28 juli 2023

Documentcode: [Documentcode]

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.