In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 juni 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, zonder vaste woon- of verblijfplaats, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Westland. Eiseres had geen aanspraak op vakantiegeld over de periode waarin haar bezoldiging was gekort en stopgezet. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond.
Eiseres was per 1 september 2008 in dienst bij de gemeente Westland en heeft zich op 25 maart 2013 (gedeeltelijk) ziekgemeld. Vanaf 12 december 2013 was zij volledig arbeidsongeschikt. De gemeente besloot op 5 december 2013 dat de loondoorbetaling voor 90% zou plaatsvinden, maar stopte op 6 februari 2015 de doorbetaling van het salaris omdat eiseres niet voldeed aan haar re-integratieverplichtingen. Eiseres en de gemeente waren sindsdien verwikkeld in verschillende procedures.
Bij besluit van 1 september 2015 heeft de gemeente besloten het nog niet uitbetaalde vakantiegeld over de maanden waarin eiseres bezoldiging heeft ontvangen aan haar uit te betalen. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen de hoogte van het uitbetaalde vakantiegeld, maar dit bezwaar werd ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat eiseres geen aanspraak had op vakantiegeld over de periode waarin haar bezoldiging was gekort en stopgezet, en dat de gemeente op juiste gronden slechts het vakantiegeld had uitgekeerd over de periode waarin eiseres bezoldiging ontving.
De rechtbank concludeerde dat er geen sprake was van een onzorgvuldig genomen besluit en dat eiseres niet in haar belangen was geschaad. Het beroep werd ongegrond verklaard, en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.