ECLI:NL:RBDHA:2023:11760

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 juni 2023
Publicatiedatum
7 augustus 2023
Zaaknummer
SGR 16/7522
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Besluit over vakantiegeld en bezoldiging van een ambtenaar in het kader van ziekte en re-integratie

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 juni 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, zonder vaste woon- of verblijfplaats, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Westland. Eiseres had geen aanspraak op vakantiegeld over de periode waarin haar bezoldiging was gekort en stopgezet. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond.

Eiseres was per 1 september 2008 in dienst bij de gemeente Westland en heeft zich op 25 maart 2013 (gedeeltelijk) ziekgemeld. Vanaf 12 december 2013 was zij volledig arbeidsongeschikt. De gemeente besloot op 5 december 2013 dat de loondoorbetaling voor 90% zou plaatsvinden, maar stopte op 6 februari 2015 de doorbetaling van het salaris omdat eiseres niet voldeed aan haar re-integratieverplichtingen. Eiseres en de gemeente waren sindsdien verwikkeld in verschillende procedures.

Bij besluit van 1 september 2015 heeft de gemeente besloten het nog niet uitbetaalde vakantiegeld over de maanden waarin eiseres bezoldiging heeft ontvangen aan haar uit te betalen. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen de hoogte van het uitbetaalde vakantiegeld, maar dit bezwaar werd ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat eiseres geen aanspraak had op vakantiegeld over de periode waarin haar bezoldiging was gekort en stopgezet, en dat de gemeente op juiste gronden slechts het vakantiegeld had uitgekeerd over de periode waarin eiseres bezoldiging ontving.

De rechtbank concludeerde dat er geen sprake was van een onzorgvuldig genomen besluit en dat eiseres niet in haar belangen was geschaad. Het beroep werd ongegrond verklaard, en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 16/7522

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 juni 2013 in de zaak tussen

[eiseres], zonder vaste woon- of verblijfplaats, eiseres

(gemachtigde: mr. J.F.R. Eisenberger),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Westland, verweerder

(gemachtigde: mr. G.G.E.A. Frederix-Gianotten).

Procesverloop

Bij besluit van 1 september 2015 (het primaire besluit) heeft verweerder ambtshalve besloten het nog niet uitbetaalde vakantiegeld over de maanden waarin eiseres bezoldiging heeft ontvangen aan eiseres uit te betalen.
Bij besluit van 1 augustus 2016 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Op verzoek van partijen is de behandeling van het beroep langere tijd aangehouden.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Eiseres heeft haar beroepsgronden nader aangevuld.
De rechtbank heeft het beroep, samen met de beroepen met zaaknummers SGR 16/7520, SGR 16/7523 en SGR 16/7525, op de zitting van 25 april 2023 behandeld. Aanwezig waren: eiseres, bijgestaan door haar gemachtigde en [naam 1] en namens verweerder mr. [naam 2], [naam 3] en de gemachtigde van verweerder.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Deze procedure gaat over het besluit van verweerder over de hoogte van het uitbetaalde vakantiegeld.
1.1.
Eiseres is per 1 september 2008 in dienst getreden bij de gemeente Westland. Op 25 maart 2013 heeft zij zich (gedeeltelijk) ziekgemeld en vanaf 12 december 2013 is zij wegens ziekte volledig uitgevallen. Nadien heeft zij haar werkzaamheden bij de gemeente niet meer hervat.
1.2.
Bij besluit van 5 december 2013 heeft verweerder eiseres meegedeeld dat vanaf 1 november 2013 loondoorbetaling voor 90% plaatsvindt, omdat zij zes maanden of langer arbeidsongeschikt is.
1.3.
Bij besluit van 6 februari 2015 heeft verweerder de doorbetaling van het salaris gestaakt, omdat eiseres niet voldeed aan haar re-integratieverplichtingen.
1.4.
Eiseres en verweerder zijn sindsdien verwikkeld in verschillende procedures.
Wat heeft verweerder besloten?
2. Bij het primaire besluit heeft verweerder ambtshalve besloten het nog niet uitbetaalde vakantiegeld over de maanden juni 2014 tot en met mei 2015 waarin eiseres bezoldiging heeft ontvangen aan eiseres uit te betalen. De verschuldigde vakantietoelage heeft verweerder op 2 september 2015 aan eiseres uitbetaald.
2.1.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder, overeenkomstig het advies van 30 mei 2016 van de commissie [1] het bezwaar van eiseres over de hoogte van het uitbetaalde vakantiegeld ongegrond verklaard.
Wat vindt eiseres in beroep?
3. Eiseres voert aan dat het bestreden besluit onzorgvuldig tot stand is gekomen. Zij handhaaft haar standpunt dat haar volledige vakantiegeld moet worden uitbetaald. Volgens eiseres is haar bezoldiging ten onrechte gekort en vervolgens ten onrechte stopgezet per
6 februari 2015. De procedures van eiseres die hierover bij deze rechtbank en de Centrale Raad van Beroep aanhangig zijn, zijn nog niet definitief beslist. Verder heeft verweerder ten onrechte geen rekening gehouden met het feit dat eiseres in een financieel problematische situatie verkeert.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. Deze procedure gaat uitsluitend over het besluit van verweerder over de hoogte van het uitbetaalde vakantiegeld. De rechtbank beoordeelt in deze uitspraak alleen de beroepsgronden die hierop zien.
4.1.
De rechtbank stelt vast dat door verweerder in het bestreden besluit gemotiveerd is ingegaan op wat eiseres in bezwaar heeft aangevoerd. Voor zover eiseres in beroep niet toelicht waarom zij het met (onderdelen van) de motivering niet eens is, komt aan haar algemene stelling om wat zij in bewaar naar voren heeft gebracht als herhaald en ingelast te beschouwen, geen betekenis toe.
4.2.
De rechtbank volgt eiseres niet in haar stelling dat zij ook een vakantietoeslag had moeten krijgen over de periode waarin zij geen aanspraak had op bezoldiging. De rechtbank stelt op basis van de stukken vast dat de bezoldiging van eiseres is gekort wegens langdurige ziekte en vervolgens op 6 februari 2015 is stopgezet wegens het niet voldoen aan re-integratieverplichtingen. De vraag of de korting en vervolgens de stopzetting van haar bezoldiging terecht is, ligt in deze procedure niet voor, gelet op rechtsoverweging 4. De rechtbank gaat daarom aan dit betoog van eiseres voorbij.
4.3.
Zoals verweerder in het bestreden besluit en in aansluiting daarop in het verweerschrift heeft toegelicht, heeft eiseres geen aanspraak op een vakantietoelage gedurende de periode dat zij geen aanspraak heeft op bezoldiging, gelet op artikel 6:3, eerste lid, van de CAR-UWO. [2] De rechtbank is van oordeel dat uit de tekst van deze bepaling rechtstreeks volgt dat eiseres geen aanspraak heeft op vakantiegeld over de periode dat haar bezoldiging was gekort en stopgezet. Verweerder heeft daarom op juiste gronden slechts het vakantiegeld uitgekeerd over de periode waarin eiseres bezoldiging heeft ontvangen. Dat eiseres in een financieel problematische situatie verkeert, betekent niet dat verweerder gehouden is onverschuldigde bedragen aan vakantiegeld aan haar uit te keren. In wat eiseres verder in beroep aanvoert, ziet de rechtbank geen reden voor een ander oordeel. Eiseres herhaalt hier namelijk wat zij in bezwaar heeft aangevoerd en waarop verweerder in zijn besluitvorming gemotiveerd is ingegaan.
5. Voor zover eiseres aanvoert dat zij ten onrechte niet is gehoord over haar bezwaar overweegt de rechtbank als volgt. Eiseres is in de gelegenheid gesteld op 12 januari 2016 te worden gehoord. De gemachtigde van eiseres heeft kort voor de hoorzitting om uitstel verzocht in verband met een gestart mediationtraject. Dit verzoek heeft de commissie echter niet tijdig voor de hoorzitting bereikt. Daardoor heeft de hoorzitting doorgang gevonden in aanwezigheid van vertegenwoordigers van verweerder. Nu namens eiseres kort voor de hoorzitting om uitstel was verzocht, had het op de weg van (de gemachtigde van) eiseres gelegen, telefonisch contact op te nemen met de (secretaris van) hoorcommissie om te vernemen of het uitstelverzoek de hoorcommissie had bereikt. De rechtbank is dus van oordeel dat verweerder heeft voldaan aan zijn verplichting om eiseres in de gelegenheid te stellen te worden gehoord en dat eiseres door de handelwijze van verweerder niet in haar belangen is geschaad.
6. Van een onzorgvuldig genomen besluit is de rechtbank niet gebleken.
7. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M.H. van der Poort-Schoenmakers, rechter, in aanwezigheid van mr. J.R. van Veen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 16 juni 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Commissie Bezwaarschriften Westland.
2.Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling en Uitwerkingsovereenkomst.