ECLI:NL:RBDHA:2023:11759

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 juni 2023
Publicatiedatum
7 augustus 2023
Zaaknummer
SGR 16/7520
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen de vaststelling van openstaande verlofuren van een ambtenaar

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 16 juni 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een ambtenaar, eiseres zonder vaste woon- of verblijfplaats, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Westland, verweerder. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen de vaststelling van haar openstaande verlofuren per 1 januari 2016. In het primaire besluit van 8 januari 2016 heeft verweerder het aantal openstaande verlofuren vastgesteld op 810,15 uur. Na bezwaar heeft verweerder dit aantal verhoogd naar 882,15 uur, maar eiseres is van mening dat dit aantal te laag is en dat zij recht heeft op 1145,48 verlofuren. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 25 april 2023, waarbij eiseres werd bijgestaan door haar gemachtigde en verweerder werd vertegenwoordigd door meerdere gemachtigden.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres in dienst is getreden op 1 september 2008 en dat zij zich op 25 maart 2013 gedeeltelijk ziek heeft gemeld. De rechtbank heeft de berekening van de openstaande verlofuren beoordeeld en vastgesteld dat eiseres recht heeft op 172,80 verlofuren per jaar, wat leidt tot een totale aanspraak van 1267,2 verlofuren voor de periode van 1 september 2008 tot en met 31 december 2015. De rechtbank heeft geconcludeerd dat verweerder niet deugdelijke motivering heeft gegeven voor de vaststelling van het resterende verlofsaldo en heeft het bestreden besluit vernietigd. De rechtbank heeft zelf in de zaak voorzien en het resterende verlofsaldo vastgesteld op 1022,85 uren. Eiseres heeft recht op een proceskostenvergoeding van € 2.868,-.

De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 16/7520

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 juni 2023 in de zaak tussen

[eiseres], zonder vaste woon- of verblijfplaats, eiseres

(gemachtigde: mr. J.F.R. Eisenberger),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Westland, verweerder

(gemachtigde: mr. G.G.E.A. Frederix-Gianotten).

Procesverloop

Bij besluit van 8 januari 2016 (het primaire besluit) heeft verweerder het aantal openstaande verlofuren van eiseres per 1 januari 2016 vastgesteld op 810,15 uur.
Bij besluit van 1 augustus 2016 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres gegrond verklaard en het aantal openstaande verlofuren per 1 januari 2016 vastgesteld op 882,15 uur.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Op verzoek van partijen is de behandeling van het beroep langere tijd aangehouden.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Eiseres heeft haar beroepsgronden nader aangevuld.
De rechtbank heeft het beroep, samen met de beroepen met zaaknummers SGR 16/7523, SGR 16/7522 en SGR 16/7525, op de zitting van 25 april 2023 behandeld. Aanwezig waren: eiseres, bijgestaan door haar gemachtigde en [naam 1] en namens verweerder mr. [naam 2], [naam 3] en de gemachtigde van verweerder.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Deze procedure gaat over het besluit van verweerder over het aantal openstaande verlofuren van eiseres in de periode van 1 september 2008 tot en met 31 december 2015. Eiseres vindt dat verweerder het aantal openstaande verlofuren te laag heeft vastgesteld.
1.1.
Eiseres is per 1 september 2008 in dienst getreden bij de gemeente Westland. Op 25 maart 2013 heeft zij zich (gedeeltelijk) ziekgemeld en vanaf 12 december 2013 is zij wegens ziekte volledig uitgevallen. Nadien heeft zij haar werkzaamheden bij de gemeente niet meer hervat.
1.2.
Bij besluit van 5 december 2013 heeft verweerder eiseres meegedeeld dat vanaf 1 november 2013 loondoorbetaling voor 90% plaatsvindt, omdat zij zes maanden of langer arbeidsongeschikt is.
1.3.
Bij besluit van 6 februari 2015 heeft verweerder de doorbetaling van het salaris gestaakt, omdat eiseres niet voldeed aan haar re-integratieverplichtingen.
1.4.
Op 30 oktober 2015 heeft eiseres verzocht om al haar openstaande verlofuren over te hevelen naar 2016.
1.5.
Eiseres en verweerder zijn sindsdien verwikkeld in verschillende procedures.
Wat heeft verweerder besloten?
2. Bij het primaire besluit heeft verweerder het aantal openstaande verlofuren van eiseres op 1 januari 2016 vastgesteld op 810,15 uur. Verweerder heeft bij het primaire besluit jaaroverzichten gevoegd uit het digitale personele systeem Centric/Pims van 2008 tot en met 2015 (hierna: de jaaroverzichten).
2.1.
Verweerder heeft in een memo van 6 april 2016 gericht aan de commissie [1] als reactie op het bezwaar van eiseres het volgende toegelicht. Tot 1 januari 2015 werkte de gemeente Westland met een prikklok waarmee de aan- en afwezigheid van medewerkers werd geregistreerd. Vóór deze datum klokten medewerkers aan het begin van hun werkdag in en aan het einde van hun werkdag uit. Meerwerk kon in beginsel weer als verlof worden benut. Eiseres heeft dit meerwerk veelal gebruikt om verlof op te nemen. Haar wettelijk verlof gebruikte zij hiervoor sporadisch. Op basis van de kloksaldi werd ieder jaar een jaaroverzicht opgesteld. Dit zijn de jaaroverzichten die bij het primaire besluit zijn gevoegd.
2.2.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder, overeenkomstig het advies van de commissie van 30 mei 2016, het bezwaar van eiseres met betrekking tot de openstaande verlofuren van 2008 gegrond verklaard. Eiseres had aangevoerd dat zij in 2008 72 verlofuren heeft bijgekocht. Verweerder heeft het aantal openstaande verlofuren per 1 januari 2016 daarom met 72 uren opgehoogd naar 882,15 uur. Het bezwaar met betrekking tot het aantal openstaande verlofuren over 2009 tot en met 2015 heeft verweerder ongegrond verklaard.
Wat vindt eiseres in beroep?
3. Eiseres vindt dat het aantal verlofuren niet juist is vastgesteld en dat zij recht heeft op meer verlofuren, namelijk 1145,48 uren. Volgens eiseres zijn in 2008 57,6 uren ten onrechte weggeschrapt. In 2009 zijn 24 uren onterecht als vakantie aangemerkt en 119,4 uren onterecht weggeschrapt. Verder zijn in 2009 100 uren die eiseres bijgeschreven had gekregen bewust weggelaten en in 2014 zijn 72 uren onterecht als vakantie aangemerkt. Verweerder had eiseres tijdens haar werkzame periode in de gelegenheid moeten stellen haar verlof op te nemen. Door dit niet toe te staan is eiseres onevenredig ernstig benadeeld.
Wat vindt verweerder in beroep?
4. In het verweerschrift heeft verweerder de berekening van de openstaande verlofuren van eiseres per 1 januari 2016 nogmaals toegelicht en een berekening verstrekt die erop neerkomt dat eiseres nog aanspraak heeft op 876,99 verlofuren. Omdat dit lager is dan het in bezwaar vastgestelde aantal uren van 882,15 vindt verweerder dat eiseres niet tekort is gedaan.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5. Deze procedure gaat uitsluitend over het aantal openstaande verlofuren van eiseres per 1 januari 2016. De rechtbank beoordeelt in deze uitspraak alleen de beroepsgronden die hierop zien.
Aanspraak verlofuren per jaar
6. De rechtbank stelt vast dat eiseres in beginsel recht heeft op 172,80 verlofuren per jaar. De CAR-UWO kent, bij een volledige betrekking (zoals eiseres heeft), 158,4 verlofuren per jaar toe. [2] Op grond van de aanvullende rechtspositieregeling die geldt binnen de gemeente Westland wordt aan eiseres aanvullend verlof toegekend, te weten 14,4 uren per jaar. Dit leidt tot de genoemde aanspraak op jaarbasis van 172,80 verlofuren. Deze aanspraak per jaar is tussen partijen niet in geschil.
Totale aanspraak verlofuren periode 1 september 2008 tot en met 31 december 2015
7. Tussen partijen is ook niet in geschil dat eiseres vanwege de indiensttreding per 1 september 2008 een aanspraak van 57,60 verlofuren had voor het jaar 2008 en in de jaren van 2009 tot en met 2015 een aanspraak van 172,80 verlofuren per jaar. De rechtbank stelt vast dat dit neerkomt op een totale aanspraak van 1267,2 verlofuren (=57,60 + (7 x 172,80) voor de periode van 1 september 2008 tot en met 31 december 2015.
8. In het dossier zit een brief van verweerder aan eiseres van 19 september 2008 waarin staat dat met eiseres is afgesproken dat de ingangsdatum van het aanstellingsbesluit van 1 september 2008 blijft gehandhaafd en eiseres 72 uur verlof koopt om nog een aantal zaken te regelen omtrent haar verhuizing van Aruba naar Nederland.
Afgeboekte verlofuren 2008
9. Verweerder heeft met betrekking tot de in 2008 opgenomen verlofuren drie verschillende standpunten ingenomen. Bij het primaire besluit heeft verweerder zich gebaseerd op het jaaroverzicht van 2008, waarin staat dat 57,60 verlofuren zijn opgenomen en het jaaroverzicht 2009, waarin een ‘correctie verlofuren overig’ is vermeld van -24,00 uren. Daarbij is met de hand geschreven: “
tekort 2008 ivm opname twee weken in september”. Dit komt neer op in totaal 81,6 opgenomen verlofuren. In het bestreden besluit heeft verweerder aangegeven het advies van de commissie te volgen voor zover dit ziet op de verlofuren in 2008. In het advies is vermeld dat op het jaaroverzicht 'verlof 2008’ een negatief saldo van 57,6 uur staat vermeld. Tijdens de hoorzitting heeft verweerder aangegeven dat eiseres op 1 september 2008 in dienst is getreden en daardoor nog niet beschikte over het volledig aantal verlofuren, omdat zij in december 2008 met vakantie is geweest staat zij op -57,6 uur. Tijdens de hoorzitting heeft eiseres een beschikking overgelegd, waaruit blijkt dat zij in 2008 twee weken vakantie had gekocht. Dit heeft tot gevolg dat deze uren in 2008 ten onrechte zijn afgeschreven. Verweerder heeft daarom het totaal aan openstaande verlofuren opgehoogd tot 882,15. Verweerder lijkt er op dat moment dus vanuit te gaan dat er, naast de bijgekochte 72 uren, geen verlofuren in 2008 zijn opgenomen. Bij het bestreden besluit zijn echter wel dezelfde jaaroverzichten van 2008 en 2009 gevoegd. Verweerder stelt zich in het verweerschrift op het standpunt dat in 2008 in totaal 100,8 uren zijn opgenomen, te weten 72 uren direct na indiensttreding en 28,8 uren omdat eiseres vakantie heeft opgenomen van 24 december 2008 tot en met 31 december 2008.
9.1.
Eiseres betwist niet dat zij in september 2008 de 72 bijgekochte uren heeft opgenomen, maar wel dat zij daarnaast ook nog 57,6 plus 24 uren heeft opgenomen zoals in de jaaroverzichten 2008 en 2009 is vermeld, of 100,8 uren zoals verweerder in het verweerschrift stelt.
9.2.
De rechtbank stelt vast dat op het jaaroverzicht 2008 de bijgekochte 72 uren niet zij ‘bijgeplust’. Dit betekent dat de bijgekochte opgenomen vakantie van 72 uren niet kan worden afgetrokken. In het jaaroverzicht 2008 hadden daarom de 57,6 uren vanwege de vakantie in september 2008 niet afgeboekt mogen worden. Dat is ook wat de commissie in haar advies heeft aangegeven.
9.3.
Verweerder heeft in eerste instantie gesteld dat de op het jaaroverzicht 2009 afgeboekte 24 uren ook betrekking hadden op de 72 uren bijgekochte vakantie. In het verweerschrift stelt verweerder echter dat 28,8 uren in mindering moeten worden gebracht vanwege vakantie van eiseres eind december 2008. Eiseres betwist dat zij eind december 2008 vakantie heeft gehad. Verweerder heeft niet met enige stukken kunnen onderbouwen dat dat wel zo is. Naar het oordeel van de rechtbank is daarom niet komen vast te staan dat de uren 24 uren terecht zijn afgeboekt. Verweerder had daarom niet mogen besluiten deze uren af te trekken van het verlofsaldo.
10. Het komt er dus op neer dat het verloftegoed van 57,60 van 2008 in zijn geheel is blijven staan.
Afgeboekte verlofuren 2009
11. Zoals hiervoor onder rechtsoverweging 9.3. is overwogen is de afboeking van 24 verlofuren in 2009 onterecht. Uit het jaaroverzicht ‘verlof 2009’ volgt dat daarnaast 119,40 uren zijn afgeboekt en verweerder stelt in het verweerschrift dat er nog 0,6 uren zijn afgeboekt van de bovenwettelijke uren van 2008. Eiseres betwist dat zij in 2009 120 uren vakantie heeft opgenomen. Verweerder stelt dat het gaat om een vakantie in 2011 en dat die uren zijn afgeschreven van de langst openstaande verlofuren. Eiseres heeft niet betwist dat zij in 2011 met vakantie is geweest. Dit leidt tot de conclusie dat deze 120 uren wel als terecht afgeboekt moeten worden beschouwd.
11.1.
Eiseres stelt dat ten onrechte 100,5 uren studieverlof die zij bijgeschreven had gekregen zijn weggelaten. Verweerder betwist dit en stelt dat deze uren al verwerkt zijn in prikklokstaten en dat eiseres dus niet is benadeeld. De rechtbank is van oordeel dat eiseres op geen enkele wijze aannemelijk heeft gemaakt dat studieverlof op het jaaroverzicht als verlofuren moet worden bijgeboekt. Ook heeft zij niet toegelicht en onderbouwd dat zij is benadeeld door het niet bijboeken van deze uren op het verlofoverzicht. Verweerder heeft dus mogen besluiten om de 100,5 uren niet aan het openstaande verlofsaldo toe te voegen.
Afgeboekte verlofuren 2010
12. In 2010 zijn geen verlofuren afgeschreven. Over het jaaroverzicht verlof 2010 bestaat geen verschil van mening.
Afgeboekte verlofuren 2011, 2012 en 2013
13. In de jaaroverzichten van 2011, 2012 en 2013 staan afboekingen van respectievelijk 44,95 uren, 3,83 uren en 3,57 uren vanwege deelname aan “Fiets privé”. Hierover bestaat geen verschil van mening.
Afgeboekte verlofuren 2014
14. Verweerder stelt dat de 72 afgeboekte uren betrekking hebben op een vakantie van eiseres in het voorjaar van 2014. Eiseres betwist dat zij op vakantie is geweest en verwijst naar een door haar overgelegd gespreksverslag met de bedrijfsarts van 11 april 2014, waaruit volgt dat zij op donderdag 10 april 2014 een afspraak met de bedrijfsarts had. Verweerder verwijst naar een verslag van 16 april 2014 van een gesprek tussen de coach van eiseres en haar toenmalige teamleider dat is opgesteld door de coach en waaruit volgt dat eiseres twee vakantie heeft genoten. Naar het oordeel van de rechtbank is met dit gespreksverslag voldoende aangetoond dat verweerder twee weken verlof (= 72 uren) mocht afboeken. Het gespreksverslag van de afspraak met de bedrijfsarts kan daar niet aan afdoen.
15. Verweerder heeft daarnaast 131,42 uren in mindering gebracht, in verband met het negatieve saldo van de prikklok per ultimo 2014. Eiseres betwist dit saldo en ook dat dit saldo kan worden afgetrokken. Verweerder heeft niet kunnen aangeven hoe de minuren zijn opgebouwd. Verweerder heeft slechts prikklokoverzichten van 2013 en 2014 overgelegd. Dat is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om vast te stellen dat er door eiseres minuren zijn opgebouwd. Verweerder heeft dit niet inzichtelijk gemaakt. Verweerder heeft ook niet onderbouwd kunnen aangeven op welke grond de minuren van het verlofsaldo mogen worden afgetrokken. Verweerder heeft bovendien in het memo van 6 april 2016 gericht aan de commissie aangegeven dat op basis van de kloksaldi de jaaroverzichten worden vastgesteld. In de jaaroverzichten van 2013 en 2014 zijn echter geen minuren afgetrokken. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verweerder niet heeft mogen besluiten om 131,42 uren van het verlofsaldo af te trekken.
Conclusie
16. Al het voorgaande leidt tot de volgende conclusie. De rechtbank stelt vast dat de totale aanspraak in de periode van 1 september 2008 tot en met 31 december 2015 neerkomt op 1267,2 verlofuren. De 72 bijgekochte uren heeft eiseres in september 2008 opgenomen, zodat dit verder buiten beschouwing kan blijven. Van de verlofaanspraak van 1267,2 moet worden afgetrokken:
- vakantie 2011 120 uren
- fiets privé (44,95 + 3,83 + 3,57=) 52,35 uren
- vakantie 2014 72 uren
In totaal komt dit neer op 244,35 uren. Dit betekent dat het resterende verlof saldo (1267,2 – 244,35=) 1022,85 bedroeg.
17. Verweerder heeft het resterende verlofsaldo in het bestreden besluit dus niet op 882,15 uur mogen vaststellen. Verweerder heeft zijn standpunt niet inzichtelijk gemaakt. Het bestreden besluit berust daarom niet op een deugdelijke motivering. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank ziet – gelet op lange duur van deze procedure en de proceshouding van partijen – aanleiding om zelf in de zaak te voorzien in die zin dat het primaire besluit wordt herroepen en te bepalen dat het resterende verlofsaldo van eiseres voor de periode van 1 september 2008 tot en met 31 december 2015 wordt vastgesteld op 1022,85 uren.
18. Omdat het beroep gegrond is krijgt eiseres een vergoeding van haar proceskosten. Deze vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Er is geen griffierecht geheven. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt eiseres een vast bedrag per proceshandeling. In bezwaar heeft elke proceshandeling een waarde van € 597,-. In beroep wordt voor elke proceshandeling een bedrag van € 837,- vergoed. De gemachtigde heeft een bezwaarschrift ingediend, de hoorzitting bijgewoond, een beroepschrift ingediend en heeft aan de zitting van de rechtbank deelgenomen. De vergoeding bedraagt dan in totaal € 2.868,-.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- herroept het primaire besluit en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;
- stelt het resterende verlofsaldo van eiseres voor de periode van 1 september 2008 tot en met 31 december 2015 vast op 1022,85 uren;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 2.868,- aan proceskosten van eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M.H. van der Poort-Schoenmakers, rechter, in aanwezigheid van mr. J.R. van Veen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 16 juni 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Commissie Bezwaarschriften Westland.
2.Artikel 6:2, eerste lid, van de Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling en Uitwerkingsovereenkomst.