In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag op 20 juni 2023 niet in behandeling genomen, omdat Duitsland volgens hem verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. De rechtbank heeft het beroep op 11 juli 2023 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van verweerder en een tolk.
De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris terecht heeft gesteld dat Duitsland verantwoordelijk is voor de asielaanvraag van eiser, op basis van de Dublinverordening. Eiser heeft aangevoerd dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel niet meer kan worden gehanteerd vanwege extreemrechts geweld in Duitsland en ontoereikende opvangomstandigheden voor asielzoekers. De rechtbank overweegt echter dat eiser niet voldoende heeft aangetoond dat Duitsland zijn internationale verplichtingen niet nakomt of dat er sprake is van tekortkomingen in het asiel- en opvangsysteem.
De rechtbank wijst erop dat verweerder terughoudend gebruik maakt van de bevoegdheid om de aanvraag op grond van artikel 17 van de Dublinverordening te behandelen. Eiser heeft geen bijzondere omstandigheden aangetoond die maken dat zijn overdracht aan Duitsland een onevenredige hardheid zou opleveren. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat de aanvraag terecht niet in behandeling is genomen. Eiser krijgt geen proceskostenvergoeding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Skerka, rechter, in aanwezigheid van K.F.K. Hoogbruin, griffier, en is openbaar uitgesproken op 20 juli 2023.