ECLI:NL:RBDHA:2023:11752

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 juli 2023
Publicatiedatum
7 augustus 2023
Zaaknummer
NL23.17901
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag op 20 juni 2023 niet in behandeling genomen, omdat Duitsland volgens hem verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. De rechtbank heeft het beroep op 11 juli 2023 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van verweerder en een tolk.

De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris terecht heeft gesteld dat Duitsland verantwoordelijk is voor de asielaanvraag van eiser, op basis van de Dublinverordening. Eiser heeft aangevoerd dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel niet meer kan worden gehanteerd vanwege extreemrechts geweld in Duitsland en ontoereikende opvangomstandigheden voor asielzoekers. De rechtbank overweegt echter dat eiser niet voldoende heeft aangetoond dat Duitsland zijn internationale verplichtingen niet nakomt of dat er sprake is van tekortkomingen in het asiel- en opvangsysteem.

De rechtbank wijst erop dat verweerder terughoudend gebruik maakt van de bevoegdheid om de aanvraag op grond van artikel 17 van de Dublinverordening te behandelen. Eiser heeft geen bijzondere omstandigheden aangetoond die maken dat zijn overdracht aan Duitsland een onevenredige hardheid zou opleveren. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat de aanvraag terecht niet in behandeling is genomen. Eiser krijgt geen proceskostenvergoeding.

Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Skerka, rechter, in aanwezigheid van K.F.K. Hoogbruin, griffier, en is openbaar uitgesproken op 20 juli 2023.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.17901
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser], V-nummer: [V-nummer], eiser (gemachtigde: mr. C.T.W. van Dijk),
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. S. Kowsari).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Verweerder heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 20 juni 2023 niet in behandeling genomen omdat Duitsland volgens verweerder verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 11 juli 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, mr. D.W.M. van Erp als waarnemer van de gemachtigde van eiser, F. Rahim Ali als tolk en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag van eiser omdat Duitsland verantwoordelijk wordt gehouden voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dat betekent dat eiser ongelijk krijgt en het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening neemt de staatssecretaris een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.1 In dit geval heeft Nederland bij Duitsland een verzoek om terugname gedaan. Duitsland heeft dit verzoek
1. Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
aanvaard.
Interstatelijk vertrouwensbeginsel
5. Eiser voert aan dat ten aanzien van Duitsland niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Volgens eiser volgt uit diverse bronnen dat extreemrechts geweld een groot probleem is in Duitsland. Eiser verwijst onder andere naar het “World Report 2022” van Human Rights Watch2 en een artikel van Duitsland Instituut van 8 november 2022.3 Verder voert eiser daartoe aan dat de omstandigheden in de opvang van asielzoekers in Duitsland ontoereikend is. Eiser verwijst daarbij naar een artikel van het Nederlands Dagblad van 17 februari 20234 en naar een artikel van NU.nl van 19 oktober 2022.5 Tot slot wijst eiser op het AIDA-rapport van 6 april 2023 (update 2022), waaruit volgt dat Dublinterugkeerders waarvan de asielaanvraag al definitief is afgewezen, in detentie kunnen worden geplaatst. Eiser heeft al meerdere afwijzingen ontvangen en zou daarom in detentie kunnen worden geplaatst.
6. De rechtbank overweegt als volgt. In zijn algemeenheid mag verweerder er op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel van uitgaan dat Duitsland zijn internationale verplichtingen nakomt. Van dit uitgangspunt wordt slechts afgeweken als eiser aannemelijk maakt dat het asiel- en opvangsysteem dusdanige tekortkomingen vertoont dat hij bij overdracht aan Duitsland een risico loopt op een behandeling in strijd met artikel 4 van het Handvest of artikel 3 van het EVRM.
7. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat Duitsland zich ten opzichte van hem niet aan zijn internationale verplichtingen houdt of dat er in Duitsland sprake is van aan het systeem gerelateerde tekortkomingen van de asielprocedure en de opvangvoorzieningen waardoor eiser een reëel risico loopt op een behandeling in strijd met artikel 4 van het Handvest en artikel 3 van het EVRM. De rechtbank acht daarbij van belang dat eiser niet heeft verklaard dat hij problemen heeft ondervonden van extreemrechts geweld. De namens eiser overgelegde informatie biedt daarnaast onvoldoende aanknopingspunten voor de conclusie dat eiser in voorkomende gevallen van extreemrechts geweld geen bescherming kan inroepen van de Duitse (hogere) autoriteiten of dat het vragen om hulp bij voorbaat zinloos zal zijn. Ook is niet gebleken dat de gemelde problemen de Duitse autoriteiten onverschillig laat. De stelling van eiser dat niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan, vanwege extreemrechts geweld naar asielzoekers, volgt de rechtbank dan ook niet.
8. Eiser heeft met de aangehaalde artikelen ook niet aannemelijk gemaakt dat gelet op de opvangvoorzieningen ten aanzien van Duitsland niet van het interstatelijk vertrouwensbeginsel uitgegaan kan worden. De rechtbank acht daarbij van belang dat eiser naar eigen zeggen in Duitsland opvang heeft gekregen. Ook blijkt uit de aangehaalde stukken niet dat asielzoekers geen opvang krijgen. Verweerder heeft hier ook afdoende op de argumenten gereageerd. Het beroep op het AIDA-rapport slaagt ook niet. Dat Dublinterugkeerders na overdracht aan Duitsland mogelijk in detentie worden geplaatst als
2 https:
/www.hrw.org/world-report/2022/country-chapters/germany#c3ba32.
3 https:
/duitslandinstituut.nl/artikel/51958/weer-meer-aanslagen-op-asielzoekerscentra-in-duitsland.
4 https:
/www.nd.nl/nieuws/buitenland/1163666/volgens-merkel-kon-duitsland-wel-een-migratiecrisis
-aan-maar-di.
5 https:
/www.nu.nl/asielcrisis/6219601/ook-in-landen-om-ons-heen-piept-en-kraakt-de- asielopvang.html.
de asielaanvraag al definitief is afgewezen, betekent niet dat sprake is van een systeemfout. Verweerder mag er op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel van uitgaan dat Duitsland jegens eiser de internationale verplichtingen, zoals die bijvoorbeeld volgen uit de Opvangrichtlijn, nakomt. Zo is het, op grond van artikel 8 van de Opvangrichtlijn, in sommige gevallen toegestaan om een verzoeker om internationale bescherming in bewaring te stellen. Daarbij heeft eiser niet aangetoond dat hij in bewaring zal worden gesteld en dat dit onrechtmatig is. Duitsland garandeert bovendien met het claimakkoord dat het verzoek van eiser om internationale bescherming in behandeling zal worden genomen. Daarmee garanderen de Duitse autoriteiten ook dat zij zich zullen houden aan de internationale verplichtingen die voortvloeien uit Europese richtlijnen die horen bij het behandelen van een asielaanvraag. Als eiser toch problemen ervaart tijdens zijn asielprocedure, is het aan hem hierover bij de (hogere) Duitse autoriteiten te klagen. Het is niet gebleken dat dit voor eiser onmogelijk is of bij voorbaat zinloos. De beroepsgrond slaagt niet.
Artikel 17 van de Dublinverordening
9. Verder voert eiser aan dat verweerder ten onrechte geen toepassing heeft gegeven aan artikel 17 van de Dublinverordening. Eiser was hoofdgetuige bij een rechtszaak in 2018 tegen mensensmokkelaars. Eiser en zijn gezin zijn ook meerdere keren aangevallen en bedreigd.
10. Verweerder maakt terughoudend gebruik van de bevoegdheid om het verzoek om internationale bescherming te behandelen op grond van artikel 17 van de Dublinverordening, als Nederland daar op grond van in de verordening neergelegde criteria niet toe is verplicht. Gezien de ruimte die verweerder heeft om de hardheidsclausule toe te passen, toetst de rechtbank deze beslissing van verweerder terughoudend. Verweerder heeft in wat eiser naar voren heeft gebracht geen bijzondere individuele omstandigheden aanwezig hoeven achten die maken dat eiser zijn overdracht van een onevenredige hardheid getuigt. Hij heeft zijn stellingen op geen enkele manier onderbouwd. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

11. Verweerder heeft de aanvraag terecht niet in behandeling genomen. Het beroep is ongegrond. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Skerka, rechter, in aanwezigheid van
K.F.K. Hoogbruin, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
20 juli 2023

Documentcode: [Documentcode]

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.