ECLI:NL:RBDHA:2023:11718

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 augustus 2023
Publicatiedatum
4 augustus 2023
Zaaknummer
NL 23.2772
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak na beslissing op bezwaar

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 4 augustus 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. De verzoeker, een Nigeriaanse man, had op 26 januari 2023 een aanvraag ingediend op basis van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000, welke door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. Na het indienen van bezwaar op 30 januari 2023, verzocht de verzoeker de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen, hangende het bezwaar. Op 21 april 2023 heeft de Staatssecretaris op het bezwaarschrift beslist, maar de verzoeker heeft geen beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De voorzieningenrechter overwoog dat op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak kan worden gedaan zonder zitting. Tevens werd artikel 8:81 Awb ingeroepen, dat de mogelijkheid biedt om een voorlopige voorziening te treffen indien er onverwijlde spoed is. Echter, omdat de verzoeker geen rechtsmiddelen heeft aangewend tegen de beslissing op het bezwaarschrift, is de vereiste connexiteit aan het verzoek komen te ontvallen. Dit leidde tot de conclusie dat het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk was.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening afgewezen en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak is gedaan door mr. C.H. de Groot, in aanwezigheid van griffier B. van der Wiel, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.2772

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoeker], verzoeker,

geboren op [geboortedatum],
van Nigeriaanse nationaliteit
V-nummer: [vnummer],
(gemachtigde: mr. Th.H. Meeuwis),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

Procesverloop

Bij besluit van 26 januari 2023 heeft verweerder de aanvraag van toepassing van artikel 64 Vreemdelingenwet 2000 afgewezen.
Verzoeker heeft op 30 januari 2023 tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt.
Verzoeker heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen hangende het gemaakte bezwaar tegen verweerders besluit van 26 januari 2023.
Verweerder heeft op 21 april 2023 beslist op het bezwaarschrift van verzoeker.
Verzoeker heeft geen beroep ingediend tegen de beslissing op het bezwaarschrift.

Overwegingen

De voorzieningenrechter doet op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
Op grond van artikel 8:81 Awb kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank, bezwaar is gemaakt, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
Aangezien verweerder bij besluit van 21 april 2023 op het bezwaar van verzoeker heeft beslist, waartegen verzoeker vervolgens geen rechtsmiddelen heeft aangewend, is, gelet op artikel 8:81, tweede lid, Awb de vereiste connexiteit aan het verzoek komen te ontvallen.
Het verzoek is daarom kennelijk niet-ontvankelijk.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.H. de Groot, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van B. van der Wiel, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.