Uitspraak
RECHTBANK Den Haag
1.De procedure
De griffier heeft aantekeningen gemaakt van de mondelinge behandeling. Deze aantekeningen zitten in het griffiedossier.
2.De feiten
Rectificatie: van Rechtswege ontstane omgevingsvergunning, aanpassen van het Rijksmonument, de verbouw en uitbreiding van het bestaande pand en het kappen van twee bomen, waaronder 1 monumentale Taxus, [adres]”.
3.Het geschil
In conventie:
Primairomdat zij niet tijdig de van rechtswege verleende omgevingsvergunning heeft gepubliceerd. Hierdoor is de inwerkingtreding van de omgevingsvergunning vertraagd en kon [eiser] pas rond augustus 2018 met de werkzaamheden aanvangen in plaats van 1 oktober 2016.
Volgens de gemeente heeft zij,
primair, niet onrechtmatig gehandeld omdat de uitgebreide voorbereidingsprocedure van toepassing was op grond van artikel 3.10 lid 1 onder d) van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) gelezen in samenhang met artikel 6.4 van het Besluit Omgevingsrecht (Bor). Er is dus geen sprake van strijd met de wet. De brief van de gemeente van 10 januari 2018 (vermeld in 2.15) berust op een misverstand.
3.8. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
4.De beoordeling
in conventie:
De gemeente heeft deze vergunning op 18 januari 2018 bekendgemaakt door publicatie daarvan in het gemeenteblad. Het meest verstrekkende verweer van de gemeente is dat dit bericht en deze publicatie gebaseerd zijn op een misverstand. In deze zaak had de wettelijk voorgeschreven uitgebreide procedure moeten worden gevolgd. In dat geval zou er op de eerste aanvraag geen vergunning van rechtswege verleend zijn en is er dus ook geen sprake van een onrechtmatige daad van de gemeente. De rechtbank zal dit verweer als eerste bespreken.
.
,als professionele organisatie met een afdeling die is gespecialiseerd in de behandeling van aanvragen voor (omgevings)vergunningen, kan worden toegerekend.
Of dit het geval is, moet worden beoordeeld door een vergelijking te maken tussen (i) de situatie die zich in werkelijkheid heeft voorgedaan en (ii) de hypothetische situatie die zich zou hebben voorgedaan als de gemeente de vergunning niet te laat bekend had gemaakt (vgl o.m. Hoge Raad 15 maart 2019, ECLI:NL:HR:2019:354).
4.14. Als de gemeente de vergunning tijdig bekend had gemaakt, zou dit op 15 augustus 2016 zijn gebeurd. De bezwaarfase zou dan 17 maanden eerder zijn aangevangen.
Ditzelfde geldt voor de vertragingsschade ontstaan doordat het na het onherroepelijk worden van de vergunning nog 6 weken heeft geduurd voordat de aannemer kon starten, omdat, zoals [eiser] zelf heeft gesteld, ook in de hypothetische situatie dit 6 weken zou hebben geduurd.
Begroting vertragingsschade op basis van de BDB-index?
LegesOvereenkomstig de Legesverordening 2016 bent u voor het in behandeling nemen van uw aanvraag voor een omgevingsvergunning, leges verschuldigd ter hoogte van € 21,331,35. Voor betaling van dit bedrag ontvangt u apart een gespecificeerde nota. Bij deze nota geven wij ook aan op welke wijze u bezwaar kunt aantekenen tegen de hoogte van het legesbedrag en de gehanteerde grondslagen.”
De gemeente stelt zich op het standpunt dat [eiser] heeft bijgedragen aan de vertragingsschade doordat hij de aanvraag voor het kappen van de taxus niet heeft ingetrokken naar aanleiding van de brieven van de gemeente van 12 december 2016 en 13 februari 2017. Ook heeft [eiser] aan die schade bijgedragen doordat hij heeft nagelaten de aanvraag voor het verplaatsen van de taxus aan te vullen hoewel dit verzoek redelijk en weinig bezwaarlijk was, en door geen bezwaar te maken tegen de buitenbehandelingstelling van die aanvraag. Als [eiser] dat wel had gedaan zou volgens de gemeente een vergunning voor de verplaatsing van de taxus zijn gevolgd en zou ook de vergunning op de aanvraag van 6 juni 2016 zijn verleend, behoudens de activiteit kappen.
€ 1.925,39, bestaande uit € 121,39 aan dagvaardingskosten, € 309,- aan griffierecht en
€ 1.495 (2,5 punten x tarief II € 598) aan salaris advocaat;
en in reconventie tot op heden op € 598,- (1 punt x tarief II € 598) aan salaris advocaat.
(€ 90) en de explootkosten van betekening toegekend.
5.De beslissing
€ 1.925,39, te vermeerderen met de nakosten zoals vermeld in 4.39, en met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot aan de dag van volledige betaling van deze kosten;
€ 598,- te vermeerderen met de nakosten zoals vermeld in 4.39., en met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot aan de dag van volledige betaling van deze kosten;
2 augustus 2023.