ECLI:NL:RBDHA:2023:11646

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 augustus 2023
Publicatiedatum
3 augustus 2023
Zaaknummer
NL22.13290
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding na intrekking asielberoep

In deze zaak heeft verzoeker, geboren op [geboortedatum] en van Syrische nationaliteit, op 24 oktober 2021 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Na een periode van inactiviteit heeft verzoeker op 27 juni 2022 de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag. Vervolgens heeft verzoeker op 12 juli 2022 beroep ingesteld tegen het uitblijven van een besluit. Op 23 januari 2023 heeft de Staatssecretaris de asielaanvraag van verzoeker alsnog ingewilligd, waarna verzoeker zijn beroep heeft ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten.

De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. Aangezien verzoeker zijn beroep heeft ingetrokken omdat het bestuursorgaan aan zijn verzoek heeft tegemoetgekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener het bestuursorgaan veroordelen in de proceskosten. Echter, de rechtbank concludeert dat de ingebrekestelling van verzoeker prematuur was, omdat de beslistermijn op 6 januari 2022 is aangevangen en verweerder tot uiterlijk 6 juli 2022 had om een besluit te nemen.

De rechtbank oordeelt dat er geen sprake is van een ontvankelijk beroep en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. Het verzoek om proceskostenvergoeding wordt afgewezen als kennelijk ongegrond. De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk en deze uitspraak is gedaan door mr. C.H. de Groot, rechter, in aanwezigheid van N.G. Fuller, griffier.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.13290

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , verzoeker,

geboren op [geboortedatum] ,
van Syrische nationaliteit,
V-nummer: [v-nummer] ,
(gemachtigde: mr. S. Kalu),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,

(gemachtigde: D. Meier).

Procesverloop

Verzoeker heeft op 24 oktober 2021 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend.
Bij brief van 27 juni 2022 heeft verzoeker verweerder in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag.
Op 12 juli 2022 heeft verzoeker beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit.
Verweerder heeft bij brief van 23 januari 2023 de asielaanvraag van verzoeker (alsnog) ingewilligd. Verzoeker heeft naar aanleiding hiervan het beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
2. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Als een beroep wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoet gekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
3. Ingevolge artikel 42, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) beslist het bestuursorgaan binnen zes maanden na ontvangst van de aanvraag als bedoeld in artikel 28 dan wel artikel 33 van de Vw 2000. Op grond van artikel 42, zesde lid, van de Vw 2000 vangt de termijn, bedoeld in het eerste lid, aan op het tijdstip waarop overeenkomstig de Dublinverordening (verordening (EU) nr. 604/2013) wordt vastgesteld dat Nederland verantwoordelijk is voor de behandeling van het verzoek. Verweerder heeft verzoeker per brief van 6 januari 2022 medegedeeld dat de asielaanvraag in de nationale procedure wordt behandeld. Het gevolg is dat de beslistermijn, ingevolge artikel 42, zesde lid, van de Vw 2000, is aangevangen op 6 januari 2022. Verweerder had tot uiterlijk 6 juli 2022 om een besluit bekend te maken. Dit betekent dat de ingebrekestelling van 27 juni 2022 door verzoeker prematuur is ingediend. Het beroep zou niet-ontvankelijk zijn verklaard, als verzoeker het beroep niet had ingetrokken.
4. Nu er geen sprake is van een ontvankelijk beroep, is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van geheel of gedeeltelijk tegemoetkomen aan verzoeker in de zin van artikel 8:75a van de Awb. De rechtbank wijst het verzoek af als kennelijk ongegrond.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.H. de Groot, rechter, in aanwezigheid van N.G. Fuller, griffier.
Een afschrift van deze uitspraak is aan partijen verzonden op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.