ECLI:NL:RBDHA:2023:11639

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 augustus 2023
Publicatiedatum
3 augustus 2023
Zaaknummer
NL 22.23157
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in het bestuursrecht inzake verblijfsvergunning en uitzetting

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 3 augustus 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoeker, een man van Russische nationaliteit, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd, welke door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 11 november 2022 was afgewezen. Verzoeker maakte bezwaar tegen deze afwijzing en vroeg de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen, zodat zijn uitzetting zou worden opgeschort totdat er op het bezwaar was beslist. De Staatssecretaris heeft in een brief van 12 april 2023 aangegeven zich niet te verzetten tegen de toewijzing van de gevraagde voorziening.

De voorzieningenrechter overwoog dat, op basis van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht, een voorlopige voorziening kan worden getroffen indien onverwijlde spoed dat vereist. Aangezien de Staatssecretaris zich niet verzet tegen de toewijzing van de voorlopige voorziening en er geen beletselen zijn om deze toe te wijzen, heeft de voorzieningenrechter besloten het verzoek toe te wijzen. Tevens is de Staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 837,-. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.23157

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoeker], verzoeker,

geboren op [geboortedatum]
van Russische nationaliteit,
V-nummer: [vnummer],
(gemachtigde: mr. W.C. Boelens),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

Procesverloop

Bij besluit van 11 november 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder verzoekers aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd afgewezen.
Op 19 november 2022 heeft verzoeker hiertegen bezwaar gemaakt.
Bij verzoekschrift van 14 november 2022 heeft verzoeker de voorzieningenrechter verzocht de voorlopige voorziening te treffen dat uitzetting achterwege wordt gelaten tot op het bezwaar is beslist.
Bij brief van 12 april 2023 heeft verweerder de rechtbank bericht zich niet te verzetten tegen toewijzing van de gevraagde voorziening.

Overwegingen

Ingevolge artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank, bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
Nu verweerder zich niet verzet tegen toewijzing van de gevraagde voorziening en de voorzieningenrechter ook overigens geen beletselen ziet om deze toe te wijzen, zal worden beslist als hierna aangegeven.
Er bestaat aanleiding om verweerder te veroordelen in de kosten van deze procedure. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit Proceskosten bestuursrecht voor de door de derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 837,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift, met een waarde per punt van € 837,- en wegingsfactor 1).

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • wijst het verzoek toe;
  • gebiedt verweerder om zich te onthouden van iedere maatregel tot verwijdering of uitzetting buiten het grondgebied van Nederland van verzoeker en van voorbereidingen tot zodanige maatregelen, totdat op het bezwaar is beslist;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten ad € 837,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.H. de Groot, rechter, in aanwezigheid van B. van der Wiel, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.