ECLI:NL:RBDHA:2023:11637

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 augustus 2023
Publicatiedatum
3 augustus 2023
Zaaknummer
SGR 22/737
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling arbeidsongeschiktheid en WIA-uitkering van eiser na wijziging FML

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 3 augustus 2023, in de zaak SGR 22/737, wordt het beroep van eiser tegen een besluit van het UWV behandeld. Eiser, die voorheen als brigadier bij de Nationale Politie werkte, had zich ziekgemeld en ontving een WIA-uitkering. Het UWV had op 17 juni 2021 vastgesteld dat eiser per 12 maart 2021 voor 39,97% arbeidsgeschikt was, maar na bezwaar werd dit percentage gewijzigd naar 36,19%. In de beroepsfase werd het percentage opnieuw bijgesteld naar 36,98% na een herbeoordeling door de verzekeringsarts en arbeidsdeskundige van het UWV. Eiser was het niet eens met deze beoordeling en voerde aan dat zijn medische situatie niet correct was onderkend en dat hij volledig arbeidsongeschikt was.

De rechtbank oordeelt dat het UWV zorgvuldig heeft gehandeld en dat de medische beoordeling door de verzekeringsarts B&B voldoende onderbouwd is. De rechtbank stelt vast dat de verzekeringsarts alle relevante medische informatie heeft meegewogen en dat er geen reden is om aan de vastgestelde FML te twijfelen. Eiser heeft geen objectieve onderbouwing voor verdergaande beperkingen op 12 maart 2021 kunnen aanvoeren. De rechtbank concludeert dat het UWV terecht heeft vastgesteld dat eiser per 12 maart 2021 voor 36,98% arbeidsongeschikt is. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard, en het UWV wordt opgedragen het griffierecht en proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Inloopteam bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/737

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats], eiser

(gemachtigde: J.E.S. DeLuca-Baas),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(hierna: het UWV), verweerder
(gemachtigde: C. Schravesande).
Aan dit geding heeft verder deelgenomen:
De Korpschef van Politie, gevestigd in Apeldoorn, derde-partij (hierna: (ex)werkgever)
(gemachtigde: drs. I. Özkan).

Inleiding

Het UWV heeft met het besluit van 17 juni 2021 op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) vastgesteld dat eiser per 12 maart 2021 meer arbeidsgeschikt is dan voorheen, namelijk 39,97%. In verband met de uitlooptermijn van 24 kalendermaanden liep de WIA-uitkering die aan eiser is toegekend per 17 januari 2019 [1] door tot en met 30 juni 2023.
In bezwaar is het arbeidsongeschiktheidspercentage gewijzigd naar 36,19% als gevolg van een correctie van het maatmaninkomen.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen deze beslissing op bezwaar (het bestreden besluit) van 22 december 2021.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met verweerschriften, rapporten van de verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts B&B) en van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige B&B). In de beroepsfase is het arbeidsongeschiktheidspercentage bijgesteld naar 36,98%.
De (ex)werkgever heeft verklaard als derde-partij aan het geding te willen deelnemen. Eiser heeft geen toestemming gegeven om medische gegevens te delen met zijn (ex)werkgever. De rechtbank heeft met toepassing van artikel 8:32, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) beslist dat alleen de gemachtigde van de (ex)werkgever van de medische stukken kennis mag nemen. De rechtbank zal in de uitspraak geen medische informatie opnemen, om te voorkomen dat de (ex)werkgever alsnog kennisneemt van de medische situatie van eiser.
De rechtbank heeft het beroep op 20 juli 2023 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, zijn partner, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van het UWV.

Wat ging aan deze procedure vooraf

1. Eiser heeft voor het laatst gewerkt als brigadier bij de Nationale Politie voor gemiddeld 36,21 uur per week. Op 22 augustus 2016 heeft eiser zich ziekgemeld voor dit werk vanwege gezondheidsklachten. Per 20 augustus 2018 is aan eiser een WIA-uitkering toegekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 64,60%.
2. Op 17 januari 2019 heeft eiser zich opnieuw ziekgemeld bij het UWV. Aan eiser is per die datum een Ziektewetuitkering toegekend, omdat hij voldeed aan de voorwaarden voor een no-riskpolis.
3. Op 20 oktober 2020 heeft eiser een herbeoordeling van zijn arbeidsongeschiktheid aangevraagd bij het UWV. Naar aanleiding hiervan heeft het UWV een verzekeringsgeneeskundig en arbeidskundig onderzoek verricht. Op basis van dat onderzoek heeft het UWV met een ander besluit van 17 juni 2021 bepaald dat eiser vanaf 17 januari 2019 voor 80 tot 100% arbeidsongeschikt is. Daarnaast heeft het UWV de besluiten genomen die in de inleiding zijn genoemd.

Wat vindt het UWV

4. In de beroepsfase heeft het UWV het arbeidsongeschiktheidspercentage per 12 maart 2021 bijgesteld van 36,19% naar 36,98%. Deze bijstelling is gebaseerd op het rapport van de verzekeringsarts B&B van 12 juni 2023, de FML van 22 juni 2023 en het rapport van de arbeidsdeskundige B&B van 26 juni 2023. Het UWV heeft de bijstelling kenbaar gemaakt met de brief van 28 juni 2023 en niet vastgelegd in een nieuw besluit.

Wat vindt eiser

5. Eiser is het niet eens met het UWV. Allereerst verzoekt eiser wat in bezwaar naar voren is gebracht als ingelast en opgenomen te beschouwen. Verder voert eiser aan dat het onduidelijk is welk psychisch onderzoek de primaire verzekeringsarts verricht heeft. Ook benoemt eiser een aantal zaken uit de sociaal-medische beoordeling en het arbeidskundig rapport waar hij het niet mee eens is.
6. Eiser voert verder aan dat hij volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Er is sprake van meer beperkingen dan door de verzekeringsarts B&B is opgenomen in de FML. Volgens eiser moet er een urenbeperking gelden. Ook stelt hij dat er geen verbetering van de belastbaarheid meer zal optreden. Eiser geeft aan dat het nog steeds niet goed met hem gaat en dat het sinds de afspraak met de primaire verzekeringsarts zelfs slechter gaat. Eiser begrijpt niet waarom het UWV van mening is dat hij nog (fulltime) aan het werk kan. Eiser is van mening dat de rapportage van ARQ Centrum ’45 van juli 2021 onvoldoende is meegewogen in het bestreden besluit. Ter onderbouwing van zijn standpunten heeft eiser diverse brieven en rapportages van zijn behandelaars overgelegd. Ook heeft eiser een expertiserapport van Psyon overgelegd.
7. Verder voert eiser aan dat de geduide functies niet geschikt zijn voor hem. Hij vindt dat zijn belastbaarheid wordt overschreden. Hij stelt dat als de FML beter was ingevuld, deze functies niet naar boven waren gekomen.

Wat vindt de rechtbank

8. De vraag is of het UWV terecht stelt dat eiser op 12 maart 2021 voor 36,98% arbeidsongeschikt is. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiser daartegen in heeft gebracht. Belangrijk punt is dat het gaat om de medische toestand van eiser op 12 maart 2021 en de vraag welke beperkingen daaruit volgen.
9. Voor zover eiser in zijn beroepschrift verwijst naar dat wat hij in bezwaar heeft aangevoerd, overweegt de rechtbank dat het aan eiser is om in beroep gemotiveerd en specifiek aan te voeren waarom hij het niet eens is met het bestreden besluit. De verwijzing naar het bezwaarschrift wordt niet als zo’n gemotiveerde en specifieke betwisting opgevat. Daarop is immers gereageerd in het bestreden besluit. Eiser zal dus moeten aanvoeren waarom hij het met die reactie niet eens is. Gelet hierop zal de rechtbank de beoordeling van het beroep plaatsen in het licht van de in beroep nader uitgewerkte gronden en niet in het licht van hetgeen in bezwaar is aangevoerd.
Medische grondslag van het bestreden besluit
Het onderzoek
10. Anders dan eiser is de rechtbank van oordeel dat het medisch onderzoek zorgvuldig is verricht. De verzekeringsarts B&B heeft kennisgenomen van het dossier en het bezwaar van eiser. Zij heeft de in bezwaar door eiser en (ex)werkgever ingebrachte medische informatie meegewogen in haar beoordeling. De rechtbank vindt ook dat de verzekeringsarts B&B op een zorgvuldige en duidelijke manier alle naar voren gebrachte klachten heeft betrokken bij de medische beoordeling. De rechtbank ziet geen reden om aan te nemen dat verzekeringsarts B&B aspecten van de medische situatie van eiser heeft gemist.
11. Eiser voert aan dat het onduidelijk is welk psychisch onderzoek de primaire verzekeringsarts heeft verricht. Ook benoemt eiser een aantal zaken uit de sociaal-medische beoordeling en het arbeidskundig rapport die volgens hem verkeerd zijn opgeschreven. De verzekeringsarts B&B heeft hierop besloten om in beroep opnieuw een spreekuur te laten plaatsvinden. Een verslag van dat spreekuur is opgenomen in het rapport van de verzekeringsarts B&B van 1 augustus 2022. De rechtbank is van oordeel dat het spreekuur van de primaire verzekeringsarts in het rapport van 17 maart 2021 uitgebreid beschreven is en dat daaruit kan worden opgemaakt waar het onderzoek uit heeft bestaan. Dit geldt ook voor het onderzoek van de verzekeringsarts B&B in het rapport van 1 augustus 2022. In dit rapport heeft de verzekeringsarts B&B voldoende inzichtelijk op de beroepsgronden gereageerd.
De beoordeling van de belastbaarheid
12. De rechtbank is verder van oordeel dat de verzekeringsarts B&B de medische belastbaarheid van eiser op 12 maart 2021 in de rapporten van 30 november 2021 en
1 augustus 2022 op inhoudelijk overtuigende wijze en zonder tegenstrijdigheden heeft gemotiveerd.
13. De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsarts B&B in het nadere rapport van 1 augustus 2022 voldoende heeft gemotiveerd dat de informatie uit de behandelend sector die eiser in beroep heeft overgelegd geen aanleiding geeft om de FML aan te passen. Volgens de verzekeringsarts B&B voldoet eiser niet aan de criteria voor geen benutbare mogelijkheden op medische gronden. Hierdoor is geen sprake van volledige arbeidsongeschiktheid op medische gronden. Ten aanzien van de stelling van eiser dat de rapportage van ARQ Centrum ’45 van juli 2021 onvoldoende is meegewogen stelt de verzekeringsarts B&B dat de meningen dan wel adviezen inderdaad niet één op één gevolgd zijn. De verzekeringsarts B&B wijst erop dat de behandelaar van ARQ Centrum ’45 heeft aangegeven geen uitspraken te kunnen doen die specifiek over werkbelasting of een prognose gaan, maar daarentegen worden er wel opmerkingen gemaakt over de inhoud van de FML en de prognose. De verzekeringsarts B&B wijst erop dat dit, in het kader van de WIA-beoordeling, onder de deskundigheid van een verzekeringsarts valt. Informatie van een behandelaar kan daarbij relevant zijn, maar een verzekeringsarts dient een eigen onderzoek en weging te doen. De verzekeringsarts B&B geeft verder aan dat zij gelet op het dagverhaal van eiser en de bevindingen bij onderzoek geen aanleiding ziet voor een urenbeperking. De andere beperkingen die zijn opgenomen in de FML houden al rekening met de klachten van eiser. De verzekeringsarts B&B heeft in haar rapport van 11 november 2021 aangegeven dat er geen reden is om een verzekeringsgeneeskundige prognose te geven, zolang er geen sprake is van volledige arbeidsongeschiktheid.
14. Naar aanleiding van het expertiserapport van Psyon heeft de verzekeringsarts B&B beperkingen aan de FML toegevoegd. In het rapport van 12 juni 2023 heeft de verzekeringsarts B&B gemotiveerd waarom zij de meeste beperkingen overneemt die in het expertiserapport van Psyon zijn voorgesteld (en die niet al eerder waren aangenomen). In rubriek 2 van de FML heeft de verzekeringsarts B&B meer beperkingen aangenomen dan in het expertiserapport van Psyon is voorgesteld. Ook heeft zij gemotiveerd waarom zij enkele beperkingen niet overneemt. De rechtbank kan de verzekeringsarts B&B hierin volgen.
15. Verder overweegt de rechtbank het volgende. In de verzekeringsgeneeskundige beoordeling kan niet uitsluitend worden afgegaan op hoe eiser zijn klachten zelf ervaart. In de systematiek van de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling zijn niet de ervaren klachten of de diagnose doorslaggevend, maar de mate waarin beperkingen ten aanzien van het verrichten van arbeid als gevolg van die klachten objectief medisch kunnen worden onderbouwd. Zonder afbreuk te willen doen aan de door eiser ervaren impact van zijn klachten op zijn dagelijks leven (en die van zijn partner), merkt de rechtbank op dat er geen medisch objectieve onderbouwing is voor verdergaande beperkingen op 12 maart 2021.
16. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft geoordeeld dat eiser op 12 maart 2021 in staat moet worden geacht arbeid te verrichten als daarbij rekening wordt gehouden met de beperkingen die de verzekeringsarts B&B heeft vastgesteld.
Arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit
17. De primaire arbeidsdeskundige heeft op grond van de FML van 22 april 2021 vastgesteld dat eiser niet geschikt is voor zijn eigen werk als brigadier bij de Nationale Politie, omdat deze functie zijn belastbaarheid overschrijdt. De primaire arbeidsdeskundige heeft functies geselecteerd die eiser in theorie nog wel kan uitvoeren. Dat heeft drie functies en twee reservefuncties opgeleverd.
Het gaat om:
- ( SBC-code 111171) Productiemedewerker metaal en elektro-industrie;
- ( SBC-code 265110) Assembleerder installatie, motoren, voertuigen;
- ( SBC-code 315132) Archiefmedewerker.
Als reservefuncties zijn geselecteerd:
- ( SBC-code 532040) Administratief medewerker notaris, advocaat, rechtbank;
- ( SBC-code 553020) Archiefmedewerker.
18. De arbeidskundige B&B kan zich vinden in de beoordeling van de primaire arbeidskundige. De arbeidskundige B&B heeft wel vastgesteld dat het maatmaninkomen een correctie behoefde waardoor het arbeidsongeschiktheidspercentage iets is gewijzigd.
19. De arbeidsdeskundigen hebben in hun rapporten voldoende uitgelegd waarom de functies geschikt zijn voor eiser. Zij hebben de knelpunten beoordeeld en toegelicht waarom de functies geschikt zijn. Deze toelichtingen zijn voor de rechtbank begrijpelijk. De rechtbank vindt dan ook dat het UWV voldoende duidelijk heeft onderbouwd, dat eiser in staat is de functies te vervullen.
20. De stelling van eiser dat hij de functies gezien zijn klachten en beperkingen niet kan verrichten is in feite gericht tegen de vastgestelde FML. De rechtbank heeft hiervoor al geoordeeld dat er geen reden is om aan die vaststelling te twijfelen.
21. Op basis van de nieuwe FML van 22 juni 2023 heeft de arbeidsdeskundige B&B bepaald dat de functies Productiemedewerker metaal en elektro-industrie en Assembleerder installatie, motoren, voertuigen komen te vervallen. De andere drie functies zijn nog wel geschikt. De arbeidsdeskundige B&B heeft dit gemotiveerd in het rapport van 26 juni 2023.
22. De arbeidsdeskundige B&B heeft berekend dat eiser op 12 maart 2021 met de middelste van de drie overgebleven functies 63,02% kan verdienen van het loon dat hij verdiende met zijn eigen werk, zodat hij voor de overige 36,98% arbeidsongeschikt is. Het arbeidsongeschiktheidspercentage is in beroep daarom bijgesteld van 36,19% naar 36,98%.
Toepassing artikel 6:22 Awb
23. Omdat de FML in beroep is gewijzigd is sprake van een gebrek in het bestreden besluit. Naar aanleiding van de aanpassing van de FML is het arbeidsongeschiktheidspercentage bijgesteld. Als gevolg daarvan wijzigen ook de restverdiencapaciteit en de inkomenseis. Omdat de toen nog lopende WIA-uitkering [2] van eiser is uitbetaald tot en met het einde van de uitlooptermijn (30 juni 2023) en aan eiser daarvóór - namelijk per 12 oktober 2022 - een IVA [3] -uitkering is toegekend, heeft het in deze beroepsprocedure bijgestelde arbeidsongeschiktheidspercentage geen rechtsgevolg gehad. Eiser heeft daarom geen nadeel ondervonden van het aan het bestreden besluit klevende gebrek. De rechtbank is daarom van oordeel dat het gebrek met toepassing van artikel 6:22 van de Awb gepasseerd kan worden.

Conclusie en gevolgen

24. Het UWV heeft terecht vastgesteld dat eiser per 12 maart 2021 voor 36,98% arbeidsongeschikt is.
25. Het beroep van eiser is ongegrond. Dit betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Vanwege toepassing van artikel 6:22 van de Awb bepaalt de rechtbank dat het UWV het door eiser betaalde griffierecht en de proceskosten moet vergoeden. Deze kosten worden begroot op € 1.674,- voor verleende bijstand en € 50,- voor het betaalde griffierecht.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- draagt het UWV op het betaalde griffierecht van € 50,- aan eiser te vergoeden;
- veroordeelt het UWV in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.674,-.
Deze uitspraak is gedaan op 3 augustus 2023 door mr. A.M.L.E. Ides Peeters, rechter, in aanwezigheid van mr. C.J. Kroon, griffier.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Naar de arbeidsongeschiktheidsklasse van 80 tot 100%.
2.Naar de arbeidsongeschiktheidsklasse van 80 tot 100%.
3.IVA = Inkomensvoorziening Volledig Arbeidsongeschikten.