ECLI:NL:RBDHA:2023:11604
Rechtbank Den Haag
- Vereenvoudigde behandeling
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding in asielzaak na niet-ontvankelijk verklaring
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de verzoeker, van Syrische nationaliteit, een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd heeft ingediend. De aanvraag is op 8 juli 2021 ingediend, maar bij beschikking van 4 maart 2022 heeft de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid de asielaanvraag niet-ontvankelijk verklaard. Hiertegen heeft de verzoeker op 10 maart 2022 beroep ingesteld. De rechtbank heeft op 13 juni 2022 het beroep gegrond verklaard en de Staatssecretaris opgedragen een nieuw besluit te nemen. Vervolgens heeft de verzoeker op 13 december 2022 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de Staatssecretaris.
Op 7 april 2023 heeft de Staatssecretaris de aanvraag van de verzoeker alsnog ingewilligd, waarna de verzoeker het beroep heeft ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. Aangezien de verzoeker geen ingebrekestelling aan de Staatssecretaris heeft laten toekomen, voldoet het beroep niet aan de vereisten voor het indienen van een beroep tegen het niet tijdig beslissen.
De rechtbank concludeert dat er geen sprake is van een ontvankelijk beroep en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. Het verzoek om proceskostenvergoeding wordt afgewezen als kennelijk ongegrond. De uitspraak is gedaan door mr. M. Munsterman, rechter, en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.