ECLI:NL:RBDHA:2023:11604

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 augustus 2023
Publicatiedatum
3 augustus 2023
Zaaknummer
NL22.25479
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding in asielzaak na niet-ontvankelijk verklaring

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de verzoeker, van Syrische nationaliteit, een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd heeft ingediend. De aanvraag is op 8 juli 2021 ingediend, maar bij beschikking van 4 maart 2022 heeft de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid de asielaanvraag niet-ontvankelijk verklaard. Hiertegen heeft de verzoeker op 10 maart 2022 beroep ingesteld. De rechtbank heeft op 13 juni 2022 het beroep gegrond verklaard en de Staatssecretaris opgedragen een nieuw besluit te nemen. Vervolgens heeft de verzoeker op 13 december 2022 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de Staatssecretaris.

Op 7 april 2023 heeft de Staatssecretaris de aanvraag van de verzoeker alsnog ingewilligd, waarna de verzoeker het beroep heeft ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. Aangezien de verzoeker geen ingebrekestelling aan de Staatssecretaris heeft laten toekomen, voldoet het beroep niet aan de vereisten voor het indienen van een beroep tegen het niet tijdig beslissen.

De rechtbank concludeert dat er geen sprake is van een ontvankelijk beroep en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. Het verzoek om proceskostenvergoeding wordt afgewezen als kennelijk ongegrond. De uitspraak is gedaan door mr. M. Munsterman, rechter, en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.25479

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , verzoeker,

geboren op [geboortedatum] ,
van Syrische nationaliteit,
V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. A.M.I. Eleveld),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Verzoeker heeft op 8 juli 2021 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend.
Bij beschikking van 4 maart 2022 heeft verweerder de asielaanvraag niet-ontvankelijk verklaard. Hiertegen heeft verzoeker op 10 maart 2022 beroep ingediend. Bij uitspraak van 13 juni 2022 heeft de rechtbank het beroep gegrond verklaard en verweerder opgedragen een nieuw besluit te nemen.
Verzoeker heeft vervolgens op 13 december 2022 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit.
Bij brief van 7 april 2023 heeft verweerder de aanvraag van verzoeker (alsnog) ingewilligd. Naar aanleiding hiervan heeft verzoeker het beroep ingetrokken met daarbij het verzoek verweerder te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
2. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht Bpb). Als een beroep wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoet gekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
3. Verzoeker heeft de aanvraag ingediend op 8 juli 2021. Bij besluit van 4 maart 2022 heeft verweerder de asielaanvraag niet-ontvankelijk verklaard. In de uitspraak van 13 juni 2022 heeft de rechtbank het beroep gegrond verklaard en verweerder opgedragen een nieuw besluit te nemen. De wettelijke beslistermijn van zes maanden eindigde daarom op 13 december 2022. Verzoeker heeft het beroepschrift ingediend op 13 december 2022. De rechtbank stelt vast dat verzoeker geen ingebrekestelling aan verweerder heeft laten toekomen. Het beroep voldoet daarom niet aan de vereisten voor het indienen van een beroep tegen het niet tijdig beslissen, als bedoeld in artikel 6:12, tweede lid, van de Awb.
4. Nu er geen sprake is van een ontvankelijk beroep, is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van geheel of gedeeltelijk tegemoetkomen aan verzoeker in de zin van artikel 8:75a van de Awb. De rechtbank wijst het verzoek af als kennelijk ongegrond.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat daarom geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Munsterman, rechter, in aanwezigheid van F.Q. Peters, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.