ECLI:NL:RBDHA:2023:11579
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek om voorlopige voorziening in vreemdelingenrechtelijke zaak niet-ontvankelijk verklaard wegens ontbreken van gronden
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 17 juli 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. De verzoeker, een vreemdeling, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd, maar deze aanvraag werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet in behandeling genomen. Hierop heeft de verzoeker bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit en verzocht om een voorlopige voorziening.
Het bestreden besluit, dat op 5 september 2022 werd genomen, verklaarde het bezwaar van de verzoeker niet-ontvankelijk. De verzoeker heeft vervolgens beroep ingesteld tegen dit besluit. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening behandeld zonder zitting, op basis van de relevante artikelen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat het verzoekschrift van de verzoeker geen gronden bevatte, zoals vereist volgens de Awb. Ondanks een verzoek aan de verzoeker om binnen twee weken alsnog gronden in te dienen, is hierop geen reactie gekomen. Hierdoor heeft de voorzieningenrechter het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.