ECLI:NL:RBDHA:2023:11578
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van het beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van aanvraag verblijfsvergunning regulier
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 juli 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de aanvraag van eiser om een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd. Eiser had bezwaar gemaakt tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat zijn aanvraag niet in behandeling zou worden genomen. Dit bezwaar werd op 5 september 2022 niet-ontvankelijk verklaard door de staatssecretaris. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank.
De rechtbank heeft het beroep zonder zitting behandeld op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank overweegt dat het beroepschrift van eiser geen gronden bevatte, wat in strijd is met artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, van de Awb. De rechtbank heeft eiser op 23 september 2022 per aangetekende brief verzocht om binnen vier weken alsnog gronden in te dienen, maar hierop is geen reactie ontvangen.
Gelet op het ontbreken van gronden heeft de rechtbank het beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. W. Anker, rechter, en openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken verzet worden gedaan.