ECLI:NL:RBDHA:2023:11574
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van het beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van aanvraag verblijfsvergunning regulier
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 juli 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure. Eiser, wiens naam niet is vermeld, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd. Deze aanvraag werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet in behandeling genomen, waarna eiser bezwaar maakte. Het bezwaar werd echter niet-ontvankelijk verklaard door de staatssecretaris, wat eiser noopte om beroep in te stellen tegen dit besluit.
De rechtbank heeft het beroep zonder zitting behandeld op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank overwoog dat het beroepschrift van eiser geen gronden bevatte, zoals vereist volgens artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, van de Awb. Eiser was verzocht om binnen vier weken alsnog gronden in te dienen, maar hierop is geen reactie gekomen.
Gelet op het ontbreken van gronden heeft de rechtbank het beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door mr. W. Anker, rechter, in aanwezigheid van mr. E.C. Jacobs, griffier, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op de website van de rechtspraak.