ECLI:NL:RBDHA:2023:11570
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- W. Anker
- E.C. Jacobs
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak zonder gronden
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 14 juli 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. De zaak betreft een verzoeker die een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd had aangevraagd, maar wiens aanvraag door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 13 juni 2022 was afgewezen. Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing en heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. In de overwegingen werd vastgesteld dat het verzoekschrift van verzoeker geen gronden bevatte, zoals vereist volgens artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, van de Awb. De voorzieningenrechter heeft verzoeker per aangetekende brief op 28 juni 2022 verzocht om binnen twee weken alsnog gronden in te dienen, maar hierop is geen reactie ontvangen.
Daarnaast werd opgemerkt dat de staatssecretaris op 17 november 2022 had meegedeeld dat er op het connexe bezwaarschrift zou zijn beslist, maar dat er geen bewijs was dat er tegen deze beslissing beroep was ingesteld. Hierdoor kon de voorzieningenrechter niet concluderen dat het verzoek om een voorlopige voorziening ontvankelijk was. Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk verklaard en aangegeven dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.